Verleden
Uit Hem zijn alle dingen
De geschiedenis zit tjokvol aanwijzingen van Gods handelen. Allereerst is God de Oorsprong, de allereerste Oorzaak van alle dingen. De werkelijkheid ademt de aanwezigheid van een intelligente Ontwerper. Een ontzagwekkende verscheidenheid en complexiteit paart zich aan onwrikbaar vaste wetmatigheden. Dat veronderstelt een vindingrijkheid die elke verklaring door de zogenaamde wetenschap tart.
Maar God is niet een onbewogen Beweger. Hij heeft zijn handen niet van zijn schepping af getrokken. Hij is de werkzame Onderhouder achter de schermen. Hij omgeeft en draagt ons heelal van ruimte, materie, tijd en wetmatigheden. Hij stelt een groot belang in onze kleine planeet en de mens daarop. Wat ook haar plek in het heelal, voor Hem staat de aarde centraal. Hij bestuurt haar geschiedenis. Hij doet dat op vele verschillende manieren. Door grote natuurverschijnselen, door wonderen, door dromen, door boodschappen en opdrachten van profeten, door verbonden met de mens en door regels waaraan de mens zich moet houden.
De allergrootste manifestatie van God was zijn persoonlijke komst op aarde in de Persoon van Jezus Christus.
Informatie
De oorsprong van informatie
“In het begin van het WOORD . En het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. En door het Woord zijn alle dingen geworden. En zonder het Woord is geen ding geworden dat geworden is.”
Zo begint het evangelie volgens Johannes. Het woord bevat informatie. Informatie ligt aan de basis van alles wat bestaat. In ons informatietijdperk is dat duidelijker dan ooit tevoren. Waar zijn we tegenwoordig zonder computerprogramma’s, die ons helpen onze dagelijkse werkzaamheden efficiënt en effectief uit te voeren? Deze programma’s zijn opgebouwd uit complexe informatie, zijn geschreven in een bepaalde computertaal en hebben allemaal een programmeur, die deze taal gebruikt heeft voor het schrijven van instructies.
Biologen weten dat dit in de biologie niet anders is. Alle levensvormen, vanaf de meest elementaire bacterie tot aan de mens zijn opgebouwd uit een of meer cellen, die functioneren op basis van informatie, die geschreven is in een taal. Deze informatie ligt opgeslagen in ons DNA. De taal waarin deze informatie is geschreven, telt vier ‘symbolen’ (weergegeven door de letters A, C, G en T). Dat lijken weinig symbolen maar het zijn er twee keer zoveel als van de meest fundamentele computercode (nul en één).
Bovendien vult de DNA-code ONGEVEER 1000 FORSE BOEKEN . Elke cel bevat deze kleine bibliotheek aan informatie, die de werking en de eigenschappen van onze lichamen bepaalt. Ons lichaam telt ongeveer 100.000 MILJARD CELLEN met deze informatie. Eén kleine fout in deze informatie kan al grote gevolgen hebben voor ons functioneren als mens en zorgen voor een levenslange handicap, ziekte of stoornis. Deze complexiteit en nauwkeurigheid vereisen toch veel meer de werkzaamheid van een programmeur dan een app op onze computers?
"En door het WOORD zijn alle dingen geworden en zonder het Woord is geen ding geworden dat geworden is."
Heelal
De oorsprong van het heelal
De oude grieken veronderstelden dat het HEELAL EEUWIG was, zonder begin en zonder einde. Ontdekkingen in de twintigste eeuw maakten aan die veronderstelling een einde. De ROODVERSCHUIVING van sterrenstelsels betekende dat zij met enorme snelheden uiteen vlogen. Het heelal, als verzameling van sterrenstelsels, dijt uit. Kan het heelal dan nog steeds eeuwig zijn? Dat zou nog kunnen als er met dezelfde snelheid, waarmee het heelal uitdijt, in het centrum van het heelal nieuwe sterren ontstaan. Er zou dan sprake zijn van een soort eeuwigdurende kringloop. Zo bleef de vraag staan: had het heelal een beginpunt of was het toch eeuwig?
In de jaren zestig werd de tamelijk GELIJKMATIGE ACHTERGRONDSTRALING in het heelal ontdekt. Die werd opgevat als een soort echo van een oerknal waarmee het heelal zou zijn begonnen. Van toen af kozen wetenschappers steeds meer voor een hypothese van een beginpunt van het heelal, het absolute ‘niets’, waar door middel van deze oerknal alles uit zou zijn voortgekomen. Op basis van geschatte afstanden en snelheden kwam men tot de conclusie dat het centrale beginpunt van het heelal 13,8 miljard jaar geleden tot explosie zou zijn gekomen en sindsdien vliegt het sterrenstof alle kanten op.
Hoe kan een geordend heelal ontstaan uit een explosie van ‘niets’? Die vraag wordt door de wetenschap niet beantwoord. De oerknalhypothese gaat volledig in tegen een belangrijke grondwet van de natuurwetenschap, de TWEEDE WET VAN DE THERMODYNAMICA , die zegt dat in een gesloten systeem altijd sprake is van een verval van orde naar wanorde, niet andersom. Gesteld wordt dan dat het heelal GEEN GESLOTEN SYSTEEM is. Maar als dat zo is, Wie of Wat heeft dan de informatie voor de toenemende orde van buitenaf in het heelal aangebracht?
Overigens zijn er, naast het probleem van de toenemende orde, nog andere ontdekkingen die de hypothese van de oerknal ter discussie stellen. Om de bewegingen van sterrenstelsels te verklaren veronderstellen wetenschappers de aanwezigheid van zogenaamde ‘ DONKERE MATERIE ’. Echter, men heeft die donkere materie nog nooit waargenomen en MEN WEET DUS NIET waaruit die donkere materie bestaat. Het is een onbewezen werkhypothese. De wetenschap rond de oorsprong en de werking van het heelal is niets anders dan een bouwsel van aannamen.
Intussen schiet de hoeveelheid donkere materie die men veronderstelt, te kort voor de VERKLARING van de bewegingen van sterrenstelsels. De wetenschap blijft echter voortbouwen op eerder gedane aannames. Het wordt tijd voor een PARADIGMAWISSELING . De nieuwe gegevens van de laatste decennia noodzaken tot een totaal nieuwe kijk op de werkelijkheid, waarin plaats is voor de Schepper en zijn Woord.
De Essentie
In Hem leven wij
De mens is in staat tot enorme prestaties. De afgelopen eeuw gaf een ongeëvenaarde explosie van wetenschappelijke en technologische kennis en het eind is nog niet in zicht. Wetenschappelijk nadert de mens steeds dichter tot de grenzen van het kenbare door materie en ruimte tot in haar kleinste deeltjes te ontrafelen. Welke conclusies volgen uit al die kennis?
Die conclusies laten lang op zich wachten. De mens is niet in staat om de essentie van de dingen te doorgronden. Wat materie, energie, ruimte en tijd en de wetmatigheden daartussen ten diepste zijn, blijft een mysterie, net als het wezen van het leven en het bewustzijn. Dat mysterie ligt buiten het terrein van het wetenschappelijk onderzoek en bevindt zich op het domein van het geloof.
Als de elementen van de schepping niet volledig gekend kunnen worden, hoeveel te minder de Schepper Zelf? De wetenschap is huiverig zelfs maar te spreken van een Schepper. Liever heeft men het over ‘de Natuur’, die dit of dat ‘regelt’ of ‘de Evolutie’ die de ontwikkeling van het leven ‘stuurt’, in de hoop ooit te kunnen ontdekken hoe die Natuur en die Evolutie dat klaarspelen, zonder enig beroep te doen op planmatige intelligentie buiten de zichtbare werkelijkheid.
De zoektocht naar het geheim achter het ontstaan der dingen wordt al sinds Darwin ondernomen maar lijkt steeds verder buiten het bereik van de wetenschap te komen, omdat steeds duidelijker wordt hoe complex alles in elkaar zit en hoe minutieus precies alles op elkaar is afgestemd. Slechts een piepkleine wijziging in fysiologische omstandigheden zou het leven op aarde onmogelijk maken.
De kans dat een dergelijke complexiteit en nauwkeurigheid van afstemming door toeval zou zijn ontstaan is dermate klein dat dit binnen ons heelal onmogelijk is, ook binnen de enorme ruimte die zij beslaat en de circa 13,8 miljard jaar van haar bestaan. Om problemen rond de oerknalhypothese op te lossen wordt momenteel door veel natuurkundigen een multiversum verondersteld, waarbij ons heelal er slecht één is uit ontelbaar veel andere 'heelallen'. Volgens een recent artikel is dat aantal echter zeer beperkt . En zelfs mét universum is het bestaan van leven in ons heelal onverklaarbaar . Anderen suggereren dat ons heelal is ontstaan door een ' botsing ' met een ander heelal. Of dat ons heelal het resultaat is van een experiment door een oude beschaving in een vroeger heelal. Tja, er moet toch wel wat intelligentie aan te pas zijn gekomen, nietwaar?
Voor deze aannamen is echter evenmin waterdicht bewijs als voor het bestaan van God. In wezen is bij deze aannamen eveneens sprake van een geloof. Want waar al die heelallen ooit vandaan zijn gekomen, kan niet worden beantwoord, evenmin als de vraag waar God ooit vandaan kwam.
Het idee van ontelbare heelallen is recentelijk in de hoofden van wetenschappers opgekomen, die binnen één enkel heelal niet uitkwamen met hun evolutiegeloof en alle hulphypothesen die dit geloof overeind moeste houden. Het idee van God dateert al van het begin van de schepping en is vanuit de oudheid op ons overgedragen. Het idee van God heeft daarom historisch veel sterkere papieren.
De 66 geschriften die samen de bijbel vormen, veronderstellen een God die er al was aan het begin van alle dingen en die er zal zijn als alle dingen ophouden te bestaan. ‘ Hij die was en die is en die komt ’. Hij is de God van het verleden, Hij is de God van het heden en Hij is de God van de toekomst, waarbij Hij in de toekomst heel dynamisch wordt afgeschilderd: ‘Hij die komt’.
En Hij komt in niemand minder dan in de Persoon van Jezus Christus, de uitstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen . De essentie van het heelal is niet de ruimte, de materie, de energie of de tijd, De essentie is een Persoon: Jezus Christus, de Schepper, die Zelf zijn schepping betrad.
Dawkins
Want hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken , hij kan het niet ontdekken.
Richard Dawkins is een van de ‘ new atheists ’, een groep wetenschappers die na de gebeurtenissen van 9-11-2001 probeert het geloof in een Schepper zeer actief en met scherpe argumenten te bestrijden. De club bestaat uit vier geleerden. Naast Richard Dawkins maken ook Christopher Hitchens, Daniel Dennett en Sam Harris deel uit van het gezelschap. Wat zijn hun argumenten? En hoe steekhoudend zijn ze?
Men kan wetenschappers indelen in twee categorieën: creationisten, die geloven in een Schepper of een ‘intelligente Ontwerper’ (Intelligent Design) die alles schiep en in stand houdt en evolutionisten, zoals de ‘new atheists’, die geloven in een natuurlijke oorzaak, zonder dat er een Schepper aan te pas kwam. Creationisten krijgen van Dawkins het verwijt dat zij een natuurlijke verklaring van de oorsprong van het heelal al bij voorbaat opgeven. Een God die de oorzaak is van alle dingen, is namelijk bovennatuurlijk. Wat bovennatuurlijk is, kan niet bestudeerd worden en kan niet verklaard worden als uitkomst van natuurlijke processen. Om die reden mag God volgens Dawkins geen rol spelen in de verklaring van de ontstaansgeschiedenis van het heelal, het zonnestelsel en het leven op aarde. Wie God toch binnensmokkelt als verklaring, begeeft zich volgens hem buiten het terrein van de wetenschap. Overigens zijn sommige van Dawkins' uitspraken jegens andersdenkenden ronduit beledigend . Een debat tussen Dawkins en Lennox geeft een goede indruk van waar het om draait.
Maar stel nu eens dat God wél de grote Oorzaak is van het ontstaan van het heelal. Dan zoekt de wetenschap voortdurend naar verklaringen, die er niet zijn. Het ontstaan van het heelal is, met God als oorzaak, niet wetenschappelijk verklaarbaar. Zoals reeds gesteld: menselijke intelligentie is niet in staat om op basis van natuurlijke processen de Schepper en zijn creatieve handelen te doorgronden. Kijken we naar de huidige stand van de wetenschap, dan zien we een stelsel van theorieën en hypothesen, waarin men de waarnemingen zoveel mogelijk probeert een plaats te geven.
Dat lukt echter niet en telkens moeten hypothesen worden bijgesteld of zelfs volledig worden verworpen. Er zijn natuurwetenschappers die pleiten voor een volledig nieuw paradigma van de natuurwetenschap.
Toch blijven evolutionisten speuren naar verklaringen en zij wekken bij hun volgelingen de verwachting dat de mensheid, in de toekomst, mogelijk gesteund door kunstmatige intelligentie , een rationele verklaring zal vinden voor de oorsprong van het heelal. In wezen is bij evolutionisten sprake van een diep geloof in menselijke intelligentie. De mens móet alles met zijn verstand kunnen doorgronden en daarom móet het heelal wel volgens voor ons begrijpelijke wetmatigheden zijn ontstaan. De evolutionist lijkt daarmee op iemand die ’s nachts onderweg naar huis zijn sleutels is verloren maar alleen gaat zoeken bij de enige lantaarnpaal op de route omdat hij alleen daar iets kan onderscheiden.
We kunnen met ons menselijk verstand een heel eind komen in ons begrip van de werkelijkheid. Het verstand schiet echter te kort waar het gaat om het ontrafelen van de oorsprong van alle dingen. Daarvoor zijn we afhankelijk van de openbaring door de Schepper Zelf in zijn Woord. De creationist probeert in het licht van Gods Woord de werkelijkheid te begrijpen. Hij zoekt de sleutels langs de gehele route bij het licht van een zaklamp en wacht voor de nog onbegrepen zaken totdat de dag aanbreekt.
Niks
Heeft de regen een vader ?
‘In het begin was HET WOORD ; en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door Hem geworden, en zonder Hem is niet één ding geworden dat geworden is.’
Dit zijn de beginwoorden van het evangelie naar Johannes. Het Woord’ (grieks: Logos) wordt voorgesteld als oorsprong van alles wat bestaat. Het Woord, dat is God. Elders in de bijbel lezen we: ‘ GOD IS EEN GEEST ’. Het zichtbare universum van tijd – ruimte – materie heeft een geestelijke oorsprong, geen materiële. Elders stelt de Bijbel: ‘Door het geloof verstaan wij dat de werelden door GODS WOORD bereid zijn, zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is.’ En: ‘God heeft in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door Wie Hij ook de werelden gemaakt heeft… Die alle dingen draagt door het Woord van zijn kracht…’
Alles is geschapen door God en wordt in stand gehouden door God. Alleen door het geloof kunnen wij dit verstaan, met ons hart. Met het verstand kunnen wij dit niet begrijpen. Dat is onmogelijk. Hoe zouden wij, minuscule sterfelijk schepselen die we zijn, kunnen nagaan langs welke wegen de grote God het enorme heelal met al haar variëteit aan planeten, manen, kometen, sterren, sterrenstelsels, haar diversiteit aan materie en staling, haar wetmatigheden van ruimte, afstanden en zwaartekracht heeft voortgebracht en onderhoudt? Hoe zouden we er ooit achter moeten komen hoe hij in de wereld van het allerkleinste, alle atomen, moleculen en cellen laat functioneren?
Toch wil de moderne mens alles doorgronden, niet alleen hoe de dingen werken maar ook hoe de dingen zijn ontstaan. De moderne mens neemt geen genoegen met ‘het Woord’ als verklaring. Het Woord Zelf is namelijk niet te verklaren. Alle ins en outs van de ontstaansgeschiedenis van het heelal moeten door de mens te achterhalen zijn. Dat is: te ontrafelen tot in de kleinste details. De stap van het Woord naar het heelal is veel te groot. Maar als je alles wil verklaren en je wil niet weten van ‘het Woord’, dan moet je beginnen met niks.
En dat is ook precies wat de moderne mens heeft besloten: de ontstaansgeschiedenis van al het waarneembare wordt begonnen met NIKS. En zo schrijft de mens zijn eigen evangelie:
‘In het begin was Niks; en Niks was bij Niks, en Niks was Niks. Dit was in het begin bij Niks. Alle dingen zijn door Niks geworden, en zonder Niks is niet één ding geworden dat geworden is.’
Het is echter zeer de vraag of hiermee dan inderdaad iets verklaard is. De allereerste vraag die men zich bij een dergelijke opvatting moet stellen is: Wat is ‘Niks’? Dat lijkt een simpele vraag maar probeer het je maar eens voor te stellen dat er inderdaad helemaal niks is. Dus ook geen getallen, geen tijd, geen ruimte. Niks. Als je denkt aan een onvoorstelbare leegte, dan heb je nog steeds niet ‘Niks’. Je hebt dan namelijk nog steeds ruimte en tijd. Volgens de oerknalhypothese kwamen ruimte en tijd ook voort uit de oerknal en dijen zij nog steeds uit . Een absoluut ‘Niks’, is onvoorstelbaar en onbegrijpelijk. Wij mensen zijn geplaatst in een tijd-ruimte-continuüm. Wat we ons nog zouden kunnen voorstellen is een leeg heelal, zonder materie, geen manen, geen planeten, geen sterren, geen enkel atoom. Een leeg decor. Maar een situatie zonder ruimte en tijd, zonder decor, is voor ons niet te bevatten. Dat is voor ons net zomin te bevatten als de gedachte aan een eeuwige God.
De grote vraag, die we ons eigenlijk allemaal moeten stellen is de volgende: Wat is aannemelijker, dat alles ooit begon met een machteloos Niks of dat alles ooit begon met een almachtige God? De vraag stellen is hem beantwoorden.
‘In het begin was het Woord ; en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door Hem geworden, en zonder Hem is niet één ding geworden dat geworden is.’
Kaïns vrouw
'En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw , en zij werd zwanger...'
'Mijn zus.' Dat is het antwoord dat KAÏN zou hebben gegeven op de vraag wie zijn vrouw was. Veel mensen achten dit onmogelijk omdat dit zou hebben geleid tot zeer zwakke, ongezonde en ongelukkige kinderen, met allerlei ziekten en afwijkingen. Op dit moment is dat immers ook het geval. Bovendien zou dan sprake geweest zijn van incest. Hoe zit het eigenlijk met Kaïns vrouw? Was het wel zijn zus?
Ja, het was zijn zus. Vergeten wordt dat het erfelijk materiaal van de mens thans niet meer exact gelijk is aan dat van de eerste generaties mensen. Het oorspronkelijk erfelijk materiaal was dermate puur en volkomen, dat erfelijke ziekten geen rol speelden. Maar na zoveel duizenden jaren van voortplanting is het DNA vervuild en vervormd. Daardoor loopt het nageslacht van broers en zussen door een optelsom van genetische afwijkingen een grote kans op ziekte en misvorming. Om die reden heeft God na ongeveer 2000 jaar mensheid in de WETTEN VAN MOZES een grens gesteld aan huwelijken binnen één en dezelfde familie.
Nu vinden aanhangers van de reguliere wetenschap het misschien moeilijk te geloven dat het erfelijk materiaal in de begindagen van de mensheid anders was dan nu. Echter diezelfde reguliere wetenschap acht het heel goed mogelijk dat de mens uit eencellige wezens is voortgekomen door een eindeloze reeks van toevallige spelingen van het lot. Voor dat laatste zijn onnoemelijk veel grotere veranderingen in het DNA nodig dan voor de degeneratie van menselijk DNA, dat door de Bijbel wordt verondersteld.
Iets dergelijks geldt voor de uitgebreide variatiemogelijkheden binnen de soorten, waar de bijbel ook van uit gaat in de weergave van DE ZONDVLOED . Als Noach van elk dierenras twee exemplaren in de ark had moeten opnemen, dan was de ark veel te klein geweest. Door de variatiemogelijkheden binnen elke soort kon Noach volstaan met het opnemen van één enkel basistype van elke soort. Er was binnen de ark nog EEN ZEE VAN RUIMTE OVER . Na de zondvloed konden zich door de verspreiding van de basistypen over de aarde en daarmee de blootstelling aan heel verschillende natuurlijke omgevingen vele variaties binnen de soorten vormen.
De bijbel leert geen statische schepping waarbij alle vormen en kenmerken volledig vastliggen. De schepping is dynamisch, flexibel, plooibaar maar wel binnen bepaalde, DOOR GOD VASTGESTELDE GRENZEN . Het basismateriaal der soorten, dat God in zijn schepping heeft gegeven, had een zeer rijk DNA met een enorm scala aan aanpassingsmogelijkheden voor het geval van veranderende omstandigheden.
Door de loop van de tijd zijn de omstandigheden waaronder de soorten leven ook sterk veranderd. De zondvloed heeft daar een zeer belangrijke rol in gespeeld en de huidige uiteenlopende klimatologische omstandigheden in de wereld tonen hoe ver het aanpassingsvermogen van de soorten rijkt. De sneeuwpanter en de tijger hebben zich beide uitstekend aangepast aan hun omgeving.
De enorme potentie tot variatie binnen de soorten betekent echter niet dat de soorten uit elkaar zouden zijn voortgekomen en dat alle leven zich uit een eencellig wezen zou hebben ontwikkeld. Dat is een ongefundeerde extrapolatie die in de 19e eeuw door CHARLES DARWIN is gemaakt. Darwin bestudeerde vanaf 1935 op de Galapagoseilanden sterk van elkaar verschillende vinkenfamilies. Al deze vogels behoorden echter nog steeds tot één en dezelfde soort: de vink. Wat Darwin waarnam was ‘micro-evolutie’. Hij concludeerde op basis van zijn waarneming in ‘The Origin of Species’, een boek dat verscheen in 1859, tot ‘macro-evolutie’. Zeven jaar later publiceerde GREGOR MENDEL de door hem ontdekte wetmatigheden van de voortplanting en toen bleek dat ‘micro-evolutie’ genetisch niet kán leiden tot ‘macro-evolutie’.
Mendels wetten lieten zien dat het genetisch materiaal van iedere soort begrensd is. Een soort kan daardoor niet buiten de reikwijdte van het eigen DNA variëren tot een andere soort. Verder blijkt een dochtervariant ALTIJD GENETISCH ARMER dan de moedersoort. Anders gezegd: een Chihuahua heeft ten opzichte van een Wolf een sterk verarmd DNA. Uit een Wolf heeft zich door de loop van de tijd wel een Chihuahua kunnen vormen maar een Chihuahua kan nooit meer terug muteren naar een Wolf. De vormenrijkdom binnen de diersoorten gaat, net als bij de opeenvolging van generaties bij de mens, ten koste van de kracht van het DNA. SPECIAAL GEFOKTE RASHONDEN zijn zwakker dan hun oorspronkelijke soort en een man kan niet langer zijn zus trouwen.
Darwin had een eigen opvatting over erfelijkheid, die foutief was. Darwin heeft nooit raad geweten met de wetten van Mendel, die in 1865 werden gepubliceerd . Omdat de wetenschap op het spoor van de evolutietheorie zat, kon zij de wetten van Mendel niet plaatsen. De wetten van Mendel, die tot op vandaag de dag nog steeds staan als een huis, zijn gedurende ongeveer 35 jaar in de vergetelheid geraakt en pas rond 1900 herontdekt. Het was onder andere Hugo de Vries die de wetten herontdekte en rond 1902 meteen kwam met de mutatietheorie als hulphypothese voor de evolutietheorie. Toevallige mutaties in het erfelijk materiaal zouden de drijvende kracht zijn achter de ontwikkeling der soorten. Mutaties zijn toevallige veranderingen en betreffen bestaand genetisch materiaal. Zij kunnen onmogelijk leiden tot de complexe programmatuur van het DNA. Bovendien zijn mutaties voor het overgrote deel schadelijk . Hoe groot is het geloof in evolutie als wetenschappers genmutaties verantwoordelijk houden voor zowel de meeste aangeboren verstandelijke handicaps als voor het ontstaan van de mens uit aapachtigen?
Wat de wetenschap verzwijgt is dat er geen evolutie in het spel is maar degeneratie . Officieel geaccepteerde opvattingen, theorieën en verklaringen zijn niet zelden het omgekeerde van de waarheid.
‘ WANT DE SCHEPPING IS AAN DE VRUCHTELOOSHEID ONDERWORPEN… ’
Rode zee
Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.
De geschiedenis van de doortocht van het volk Israël door de Rode Zee en van hun rondzwervingen in de woestijn, rond het jaar 1.400 voor Christus, is overbekend. Maar de traditionele locaties hebben dermate weinig bewijsmateriaal opgeleverd, dat de meeste mensen de verhalen afdoen als sagen of mythen. Maar is dat terecht?
Na een 40-jarige carrière aan het Egyptische hof moest de Israëliet Mozes vluchten toen hij openlijk was opgekomen voor de belangen van het slavenvolk waar hij toe behoorde. Na de schapen van zijn schoonvader Jethro 40 jaar lang gehoed te hebben, riep God Hem bij een BRANDENDE DOORNSTRUIK . Hij kreeg van God de taak om het volk Israël uit hun Egyptische slavenbestaan te verlossen en door de woestijn te leiden naar het beloofde land. Na de verlossing uit Egypte zou Mozes met zijn volk de HERE dienen op de plaats van de brandende doornstruik. Na tien plagen liet Farao het volk EINDELIJK GAAN . Enkele dagen later kreeg hij spijt en hij achtervolgde het volk met zijn VOLLEDIGE LEGERMACHT . Het volk had inmiddels de Rode Zee bereikt en raakte ingeklemd tussen de zee en het leger van Farao. Op bevel van God spleet de Rode Zee en kon het volk Israël tussen muren van water doortrekken naar de overkant. Toen Farao en zijn leger de achtervolging door de Rode Zee inzetten, sloot deze zich weer, zodat Farao en zijn leger door het water werden verzwolgen.
Eeuwenlang werd verondersteld dat de doortocht door de Rode Zee plaatsvond in de linkerarm van de Rode Zee, ten Westen van het Sinaïtisch Schiereiland. De oorsprong van deze veronderstelling is een DERDE-EEUWSE TRADITIE van een berg op het Sinaïtisch Schiereiland als plek van de brandende doornstruik van Mozes en dus ook als plek van de berg waar Mozes de tien geboden uit Gods hand ontving. Deze traditie werd nog versterkt door de opluistering van de plek van de brandende doornstruik met een kapel in 337 door Helena, de moeder van keizer Constantijn en later met een klooster door de Byzantijnse keizer Justinianus I. De zee van Israëls doortocht moet uiteraard tussen Egypte en deze berg liggen. De stellige aanwijzing van de huidige Sinaï als gebergte van Mozes pinde de plaats van de doortocht vast in het Westen van het Sinaïtisch Schiereiland. Echter NOG NOOIT is rond deze zee enig bewijs gevonden van een doortocht. En opgravingen in de Sinaïwoestijn hebben ook BAR WEINIG opgeleverd om te geloven in een rondtrekkend Israëlisch volk. Wetenschappers gingen er steeds meer vanuit dat de gebeurtenis, zoals die in de bijbel staat, nooit werkelijk heeft plaatsgevonden en dat sprake is van een mythe. Kennelijk heeft het gebrek aan bewijs al die eeuwen bij niemand van de gevestigde wetenschap ooit het idee gewekt dat de doortocht mogelijk ergens anders heeft plaatsgevonden.
Dat er in de wereld van de wetenschap eeuwenlang geen enkele belangstelling bestond voor de historische plek van Israëls doortocht door de Rode Zee, tekent de grondhouding van de wetenschap tegenover de bijbel. De wetenschap gaat er vanuit dat de bijbel slechts een verzameling is van sagen en mythen die NIET OP WAARHEID ZIJN GEBASEERD . En mocht er toch een kern van waarheid in zitten, dan moet die kern door de wetenschap BEGREPEN KUNNEN WORDEN . In zo’n wereld hangt het van de nieuwsgierige enkeling af of er ooit nieuwe informatie over de Bijbelse geschiedenis boven water komt. Die enkeling was in dit geval een zekere RON WYATT . Deze Amerikaan GING IN 1978 wel op zoek naar een mogelijk andere plaats. Hij deed dat op basis van het serieus nemen van de Bijbelse gegevens, die we hierboven al zagen.
Mozes hoedde de schapen van zijn schoonvader in het land Midian, dat is IN HET HUIDIGE SAOEDI ARABIË , aan de Oostkant van de golf van Akaba.
De berg Sinaï LAG IN ARABIË , ook weer aan de Oostkant van de golf van Akaba.
De Farao zou op basis van de plek waar Israël zich bevond concluderen: Zij zijn in het land verdwaald. DE WOESTIJN HEEFT HEN INGESLOTEN .
Toen het leger van Farao in de verte zichtbaar werd voor Israël, schreeuwde het volk tegen Mozes met de vraag waarom hij hen ‘ UIT EGYPTE ’ had laten wegtrekken.
Op basis van deze Bijbelse informatie bevond het volk zich al enkele dagen in wat we tegenwoordig de Sinaï noemen en hadden ze zich gelegerd aan de Oostelijke arm van de Rode Zee, tegenover het huidige Saoedi Arabië. De doortocht bracht hen in het huidige Saoedi Arabië en niet in het gebied dat nu de Sinaï woestijn heet.
De plaatsnamen waar het volk zich legerde ten tijde van de doortocht, geven geen aanknopingspunten maar op basis van ontdekkingen, die sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw gedaan zijn, kregen die namen wel meer betekenis.
‘Toen sprak de HEERE tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij terugkeren en hun kamp opslaan voor Pi-Hachiroth, tussen Migdol en de zee, voor Baäl-Zefon. Daartegenover moet u uw kamp opslaan, bij de zee.’
‘Pi-Hachiroth’ is altijd vertaald met ‘ PLACE WHERE SEDGE GROWS ’, letterlijk ‘plaats waar het riet groeit’ of ‘plaats waar het wier groeit’. Het is echter zeer onzeker of die betekenis correct is. Een andere vertaling, die uitgaat van de Joodse taal, is: ‘ MOUTH OF THE GORGES ’. Nederlands: ‘mond van de kloven’; vrijer vertaald ‘uitmonding van de kloof’. Nog een andere vertaling, uitgaande van het Egyptisch is ‘ HUIS VAN DE WOESTIJNHEUVEL ’. Een dergelijke kloof of woestijnheuvel is nergens te vinden aan de kust van de westelijke arm van de Rode Zee, de traditionele plaats van de doortocht, maar wel aan de kust van de Oostelijke arm van de Rode Zee, de golf van Akaba.
Een van de ‘wadi’s eindigt op een ENORM GROOT STRAND (circa 12 km2), waar het toenmalige volk Israël gemakkelijk kon bivakkeren. Vanaf dat strand is er naar de overkant een ondiepte van maximaal 800 meter (op ander plekken is de Golf van Akaba MAXIMAAL 1.850 METER diep). Mogelijk was het water toen veel ondieper in verband met EEN KLEINE IJSTIJD . De helling van de zeebodem LOOPT VOLDOENDE GELEIDELIJK AF om de drooggevallen bodem te kunnen oversteken.
De locatie van ‘ BAÄL-ZEFON ’ (Heer van het Noorden) is dermate onzeker dat die wordt afgeleid van de VERONDERSTELDE ROUTE , die de Israëlieten namen. De term ‘Migdol’ betekent ‘ WACHTTOREN ’. Deze Egyptische wachttorens kwamen in die tijd voor DOOR DE HELE SINAÏWOESTIJN , een gebied dat niet behoorde bij Egypte maar wel lag binnen de Egyptische invloedssfeer. Dat is ook weer een belangrijke reden om aan te nemen dat Israël niet aan de Westkant maar aan de Oostkant van de Sinaï werd tegengehouden door het water.
Als het ging om de Westelijke arm van de Rode Zee, dan zou het volk Israël zich geen meter hebben verplaatst want dat was het gedeelte van het Egyptische rijk, waar ze al honderden jaren WOONDEN . Men gaat er over het algemeen van uit dat het volk al EEN WEEK ONDERWEG was, aangezien de Egyptenaren een tijd lang druk waren met het rouwceremonieel voor de eerstgeborenen. Bovendien KWAMEN ZE PAS na verloop van EEN MAAND NA HUN VERTREK UIT EGYPTE in de woestijn Sin.
Maar ook de weergave van de uittocht zelf maakt een doortocht door de Westelijke arm van de Rode zee onwaarschijnlijk. Immers, Mozes verzocht Farao het volk te laten gaan zodat ze 3 DAGEN DE WOESTIJN IN zouden trekken om de HERE een offer te brengen. En verder staat er dat de HERE het volk een zwenking liet maken, die Farao tot de conclusie zou brengen dat het volk VERDWAALD ZOU ZIJN IN DE WOESTIJN . Die twee zaken zijn alleen mogelijk als de Israëlieten al een behoorlijk eind de Sinaï woestijn waren ingetrokken, ver voorbij de Westelijk gelegen arm van de Rode Zee (de golf van Suez). Ze konden daarna alleen nog door de Oostelijke arm van de Rode Zee, de golf van Akaba, worden tegengehouden. Daar moet dus de plaats van de doortocht gelegen hebben.
Sinds op de juiste plaats is gezocht naar overblijfselen van de doortocht, is een enorme hoeveelheid bewijsmateriaal gevonden. Het gaat om de volgende bewijzen:
EEN ENORM STRAND , dat op een oude kaart staat aangeduid als “Nuwayba’ al Muzayyinah”. Dit betekent: “wateren van Mozes, die zich splijten”. Zie DIT DOCUMENT met op pagina 6 deze oude kaart waarop de volledigeoude naam van Nuweiba staat vermeld.
WAGENWIELEN op de bodem van de Golf van Akaba die exact overeenkomen met die van Egyptische wagens, soms met as en al. Hoewel ze volledig zijn overgroeid door koraal, zijn de vormen nog duidelijk herkenbaar als wagenwielen.
TWEE ENORME ZUILEN aan weerszijden van de mogelijke plaats van doortocht, met een Hebreeuws opschrift. Die aan de kant van Saoedi Arabië is weggehaald en in een Egyptisch Museum opgeborgen en sindsdien aan het oog onttrokken. Die aan de kant van de Sinaï staat er nog maar de tekst is weggeschuurd.
EEN GESPLETEN ROTS met door watererosie afgesleten stenen. Dit lijkt zeer sterk op de rots van Rephidim, waar het water uit gulpte, zodat het volk kon drinken.
EEN VERHOGING MET VEEL ROTSTEKENINGEN van een kalf of stier, wat de plaats geweest kan zijn van het gouden kalf .
EEN HISTORISCHE BEGRAAFPLAATS voor duizenden mensen, de individuele graven gemarkeerd door zorgvuldig neergelegde rijen stenen.
EEN ZWARTGEBLAKERDE BERGTOP , de enige op de wereld. De HERE daalde in vuur neer op de Sinaï.
EEN ALTAAR VOOR HET OFFEREN van vee met daarbij een grote kraal van stenen voor het vee.
DE BEDDING VAN EEN WATERSTROOM die ooit van de berg stroomde.
HEBREEUWSE INSCRIPTIES op stenen, zelfs de afbeelding van een Menorah , de zevenarmige kandelaar.
Deze zee aan bewijsmateriaal is een krachtige ondersteuning van betrouwbaarheid van de Bijbel en van Gods enorme kracht ten opzichte van hen die geloven .
Messias
En wij hebben het profetische woord , dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan...
Stel je stapt op de verkeerde trein. Zodra je opkijkt en uit het raam staart, komt de omgeving je zeer onbekend voor en een gevoel van onrust kruipt naar boven. Het is een sneltrein en je kunt er voorlopig niet uit. Je passeert eerstvolgend stationnetje en met veel moeite ontwaar je de voorbij schietende plaatsnaam. Dan volgt weer een stationnetje, enzovoorts. Aan de hand van je mobiel ontdek je op welke route je zit. Intussen zijn al vier stations gepasseerd en op je mobiel ontdek je dat er nog eens zes zullen volgen, voordat de trein stopt en je kunt overstappen. Hoe groot is de kans dat je inderdaad die zes stations langs zult komen?
Rond het begin van onze jaartelling zagen veel Israëlieten uit naar de komst van de beloofde Messias, de Gezalfde, de Christus, die zijn volk zou verlossen. Heel scherp was die verwachting niet omdat zij toen niet precies wisten welke geschriften op welke manier in vervulling zouden gaan. Er was zelfs een theorie van twee elkaar aanvullende ‘ Messiassen ’, een ' Messiah ben Joseph ' en een ' Messiah ben David '. Er bestaan namelijk twee totaal verschillende reeksen van profetieën. Aan de ene kant was er een serie schriften over de lijdende knecht des Heren, de Man van smarten – het Lam dat ter slachting werd geleid, zoals Hij beschreven wordt in Jesaja 53 . Aan de andere kant was er een categorie profetieën over de heersende Messias, die vanaf de troon van zijn vader David zou regeren over Israël en over de wereld, zoals beschreven in Psalm 2 en Jesaja 49:6 . De kern van de boodschap van de apostelen direct na de opstanding was dat er slechts één ware Christus was: Jezus. Deze Jezus had het eerste type profetieën reeds vervuld en zou tevens de tweede serie waarmaken doordat Hij na zijn lijden was opgestaan uit het graf en na zijn opname in de hemel de plaats van de allerhoogste eer had ontvangen.
Het profetisch woord van God is als een spoorlijn. Zodra je erop zit, dendert de trein door, totdat alle stations zijn gepasseerd. De tweede reeks schriften zal door Christus worden vervuld bij zijn tweede komst ‘met de wolken van de hemel’. Maar hoe gedegen is het spoor? Hoe vast ligt de route? Hoe groot was de kans dat die eerste reeks profetieën bij toeval in vervulling zou zijn gegaan, zonder dat Jezus werkelijk de Messias was? En hoe groot is dus de kans dat Hij wel de Messias is en dat Hij inderdaad zal terugkomen met de wolken van de hemel?
Dat de eerste serie profetieën letterlijk in vervulling is gegaan, ontgaat velen doordat voorspelling en uitkomst onderdeel zijn van één en hetzelfde boek, de Bijbel. Men realiseert zich niet dat de Bijbel is geschreven door vele verschillende auteurs over een periode van meer dan 1500 jaar . Voorzeggingen van vele eeuwen eerder zijn letterlijk uitgekomen, bij de eerste komt van Jezus Christus, 2000 jaar geleden. Dat is de garantie dat ook de tweede reeks geschriften letterlijk zal uitkomen. We zetten hier de profetieën die gegeven waren over de eerste komst van Christus op een rijtje en kijken of en zo ja, hoe die in vervulling zijn gegaan. Vervolgens kijken we hoe groot de kans is dat dit bij toeval plaatsvond. De datering is grotendeels gebaseerd op de herziene chronologie van Perzië.
Profetie 1
Bijbelse voorspelling door Daniël (489 voor Chr.): Daniël 9:25 ‘U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.’
Uitkomst: Kort na de profetie kwam in het jaar 489 vóór Christus inderdaad een decreet van Kores, de Perzische vorst van het wereldrijk, dat de Joden opdracht gaf om terug te keren tot Jeruzalem en om de tempel en later de muur te herbouwen. Gezien het de dood van Herodes en gouverneurschap van Cyrenius tijdens de volkstelling door Augustus, was dit rond het jaar 6 voor Christus ( de Monnik die Jezus’ geboorte als het begin van de jaartelling bepaalde, zat er een aantal jaren naast): Lukas 2:1 ‘En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden. Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was.’ Jezus Christus werd geboren precies 69 x 7 = 483 jaar na het decreet: van 489 voor Chr. tot 6 voor Chr. verliepen precies 483 jaar.
Profetie 2
Bijbelse voorspelling door Jacob (1637 voor Chr.): Genesis 49:10 ‘De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.’
Uitkomst: Silo was Degene onder wiens heerschappij wereldvrede zou heersen. Silo of ' Shiloh ' was voor de rabbijnen het codewoord voor de Messias . De scepter of heersersstaf stond voor zelfstandige rechtspraak door het volk, met name inzake de doodstraf. Het was de kern van de overheidstaak, na de zondvloed ingesteld door God Zelf in Genesis 9 : ’’Wie ’s mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden." Ondanks de ballingschap onder het Babylonische wereldrijk was dit recht het volk Israël gedurende al die eeuwen niet ontnomen. Dat moment kwam pas in het jaar 6/7 AD. Toen verloor het Joodse volk het recht de doodstraf uit te oefenen vanwege het wanbestuur van Archelaüs , de zoon van Herodes, die de kindermoord in Bethlehem op zijn geweten had. Judea werd van koninkrijk gedegradeerd tot Romeinse provincie. De Joden beseften maar al te goed wat dat inhield. Volgens geschiedschrijver Josephus en de Talmud gingen de leden van het Sanhedrin in zak en as door de straten van Jeruzalem met de woorden: ‘wee ons want de scepter is ons ontnomen en Shiloh is niet gekomen’, niet wetend dat de twaalfjarige Jezus op dat moment in Nazareth woonde en twee decennia later als Messias zou verschijnen. Shiloh was wèl gekomen . Toen Hij verscheen en door zijn volk werd verworpen, kon Hij niet door het volk gedood worden maar waren ze voor het doodvonnis afhankelijk van Pilatus, zo blijkt ook uit de evangeliën: ‘ Pilatus dan zei tegen hen: Neemt u Hem en oordeel Hem volgens uw wet. De Joden dan zeiden tegen hem: Het is ons niet geoorloofd iemand te doden.’
Profetie 3
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 7:14 ‘Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven.’
Uitkomst: Gabriël kondigt aan Maria aan dat ze zwanger zou worden uit de Heilige Geest. Ze is op dat moment in ondertrouw met Jozef, hetgeen betekent dat ze geen gemeenschap hebben. Op het moment dat ze in verwachting blijkt en Josef haar wil verstoten omdat hij Maria verdenkt van ontrouw, ontvangt hij van de engel dezelfde mededeling, dat ze zwanger is uit de Heilige Geest.
Profetie 4
Bijbelse voorspelling door Micha (700 voor Chr.): Micha 5:1 ‘En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein om te zijn onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af.’
Uitkomst: Hoewel Josef en Maria woonden in Galilea, in Nazareth, werden ze door het keizerlijk bevel gedwongen af te reizen naar Judea, naar Bethlehem, om zich daar te laten inschrijven. Dat gebeurde in de dagen dat de zwangerschap van Maria afliep en zo gebeurde het dat Jezus in het overvolle Bethlehem geboren werd. Ze legde hem in een kribbe omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. Enige tijd later vonden ze daar een huis , waar de Magiërs uit het Oosten kwamen om het Kind te aanbidden en moesten ze vandaar vluchten naar Egypte vanwege Herodes.
Profetie 5
Bijbelse voorspelling door Bileam (1400 voor Chr.): Numeri 24:17 ‘Ik zal hem zien, maar niet nu; ik zal hem aanschouwen, maar niet van nabij. Er zal een ster uit Jakob voortkomen, er zal een scepter uit Israël opkomen; hij zal de flanken van Moab verbrijzelen en alle zonen van Seth vernietigen.’
Uitkomst: Bij de geboorte van Jezus zagen wijzen in het Oosten zijn ster. Dat was voor hen het teken om te vertrekken naar Judea omdat ze uit deze ster opmaakten dat de Koning der Joden geboren was, een geboorte die wereldwijde impact zou hebben. Welke sterformatie ze in het Oosten zagen is niet zeker. Kepler dacht aan een conjunctie tussen Jupiter, Saturnus en Mars, anderen aan Jupiter en Venus, anderen aan een Velen denken aan de constellatie van Jupiter en venus, weer anderen aan een komeet, zoals Halley en ten slotte een supernova. Het verschijnsel moet zich in ieder geval in de jaren 5-7 voor Chr. hebben voorgedaan en meerdere maanden aan de hemel te zien zijn geweest.
Profetie 6
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 60:3 En heidenvolken zullen naar uw licht gaan en koningen naar de glans van uw dageraad….Een menigte kamelen zal u bedekken, de jonge kamelen van Midian en Efa. Zij allen uit Sjeba zullen komen, goud en wierook zullen zij aandragen, zij zullen de loffelijke daden van de HEERE boodschappen.
Uitkomst: Bij de geboorte van Jezus kwamen wijzen uit het Oosten vanwege de ster die zij in het Oosten gezien hadden naar Jeruzalem om de Koning der Joden te aanbidden. Zij boden het Kind geschenken aan van goud, wierook en mirre.
Profetie 7
Bijbelse voorspelling door Jeremia (556 voor Chr.): Jeremia 31:15 ‘Zo zegt de HEERE: Er is een stem gehoord in Rama, een rouwklacht, een zeer bitter geween: Rachel weent over haar kinderen. Zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, want zij zijn er niet meer.’
Uitkomst: Na de vlucht van Jozef met het Kind Jezus en zijn moeder naar Egypte liet koning Herodes alle kinderen in Bethlehem van twee jaar en jonger vermoorden .
Profetie 8
Bijbelse voorspelling door Hosea (770 voor Chr.): Hosea 11:1 ‘Toen Israël een kind was, had Ik hem lief, en uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen.’
Uitkomst: In veel zaken volgt Jezus in zijn leven de geschiedenis van het volk Israël. Eén daarvan is de uittocht uit Egypte. Ook Jezus zou, net als het volk enige tijd in Egypte verblijven en daarna door God uit Egypte worden geroepen om terug te keren naar het beloofde land.
Profetie 9
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.) en Maleachi (470 voor Chr.): Jesaja 40:3 'Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God.' Maleachi 4:5 'Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag. Hij zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen, en het hart van de kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet zal komen en de aarde met de ban zal slaan.'
Uitkomst: De bediening van Jezus werd ingeleid door het optreden van Johannes de doper , die optrad in de geest en in de kracht van de profeet Elia .
Profetie 10
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 53:2,3 'Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht..'
Uitkomst: De regio en de plaats waar Jezus zijn jeugd doorbracht en voor het groot publiek vandaan kwam was Galilea, Nazareth. Dat was een regio waarop vanuit de elite en de gegoede burgerij in Judea werd neergekeken en een plaats die in Galilea niet best bekend stond. ‘Kan uit Nazareth iets goeds komen?’, was de vraag van Nathanaël, een van Jezus discipelen voordat hij Jezus leerde kennen. Aanvankelijk wilden Jozef en Maria zich in Bethlehem vestigen maar ze veranderden van gedachte toen ze hoorden dat de onberekenbare Archelaïs koning was geworden in plaats van zijn vader Herodes.
Profetie 11
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 61:1 ‘De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis; om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE…’
Uitkomst: Jezus las dit gedeelte uit Jesaja voor in de synagoge te Nazareth , ging zitten en zei: ‘Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan.’
Profetie 12
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 8:23 en 9:1 ‘Voorzeker, er zal geen donkerheid blijven voor het land waarin benauwdheid is. Zoals Hij in vroeger tijd minachting heeft gebracht over het land van Zebulon en over het land van Naftali, zo zal Hij in later tijd eer bewijzen aan de Weg van de zee, de overkant van de Jordaan, het Galilea waar de heidenvolken wonen. Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. Zij die wonen in het land van de schaduw van de dood, over hen zal een licht schijnen.’
Uitkomst: Jezus verhuisde van Nazareth naar Kapernaüm, het voormalige gebied van de stammen Zebulon en Naftali, bij de zee van Galilea en predikte in de omgeving van het meer en deed daar de meeste van zijn wonderen. De Israëlieten uit de dagen van Jezus waren echter vermengd met heidenen , niet-Israëlieten, vanwege het turbulente verleden van het volk, de splitsing van het koninkrijk en de ballingschap van beide rijken en de gedeeltelijke terugkeer, enkele eeuwen voor Christus. Daarna ondergingen land en volk veel Hellenistische (Griekse) invloed. Dat had zich allemaal afgespeeld nadat Jesaja deze profetie op schrift had gesteld.
Profetie 13
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 69:10 Want de ijver voor Uw huis heeft mij verteerd; al de smaad van wie U smaden, is op mij gevallen.
Uitkomst: De discipelen brachten deze Psalm later in verband met de tempelreiniging , waarbij Jezus geheel alleen op een van de hoogtijdagen (in verband met het naderende Joodse Paasfeest) het volledige tempelplein schoonveegde van alle kooplieden.
Profetie 14
Bijbelse voorspelling door Jesaja (670 voor Chr.): Jesaja 53:4 ‘Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt.’
Uitkomst: Jezus genas vele mensen van hun ziekten en kwalen.
Profetie 15
Bijbelse voorspelling door Jesaja (670 voor Chr.): Jesaja 42:6 ‘Ík, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, Ik zal U bij Uw hand grijpen, Ik zal U beschermen en Ik zal U stellen tot een verbond voor het volk, tot een licht voor de heidenvolken, om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis zitten.’
Uitkomst: Jezus genas veel blinden en gaf ze hun gezichtsvermogen terug.
Profetie 16
Bijbelse voorspelling door Jesaja (670 voor Chr.): Jesaja 35:6 'Dan zal de kreupele springen als een hert, de tong van de stomme zal juichen. Want in de woestijn zullen wateren zich een weg banen en beken in de wildernis.'
Uitkomst: Jezus genas lammen en kreupelen , zodat ze konden lopen en springen. Ook genas Hij stommen en doofstommen, die weer konden spreken en horen.
Profetie 17
Bijbelse voorspelling door Jesaja (670 voor Chr.): Jesaja 29:18 'Op die dag zullen de doven horen de woorden van het Boek, en, verlost van donkerheid en duisternis, zullen de ogen van de blinden zien. Jesaja 35:5 'Dan zullen de ogen van de blinden worden opengedaan, de oren van de doven zullen worden geopend.'
Uitkomst: Jezus genas doven en gaf ze hun gehoor terug.
Profetie 18
Bijbelse voorspelling door een Psalminst (1000 voor Chr.): Psalm 107:28 'Maar toen zij in hun benauwdheid tot de HEERE riepen, leidde Hij hen uit hun angsten. Hij brengt de storm tot stilte, zodat hun golven zwijgen. Dan zijn zij verblijd, omdat de wateren gestild zij en Hij hen naar de haven van hun wens leidde.'
Uitkomst: Tot twee keer toe heeft Jezus de storm gestild toen de discipelen in angst tot Hem riepen. De eerste keer was Hij aan boord, de tweede keer kwam Hij over de wateren naar ze toe lopen. De reactie van de discipelen was er een van diepe verwondering: ‘Wie is toch Deze, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzamen?’
Profetie 19
Bijbelse voorspelling door Jesaja (670 voor Chr.): Jesaja 42:1 ‘Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd. Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan. Hij zal niet schreeuwen, Hij zal Zijn stem niet verheffen, Hij zal Zijn stem op straat niet laten horen. Het geknakte riet zal Hij niet verbreken, de uitdovende vlaspit zal Hij niet uitblussen; naar waarheid zal Hij het recht doen uitgaan. Hij zal niet uitdoven, Hij zal niet geknakt worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben gevestigd. De kustlanden zullen uitzien naar Zijn onderricht.’
Uitkomst: Jezus’ karakter was zachtmoedig en nederig. Hij drong Zichzelf niet naar de voorgrond maar gebood zijn discipelen streng dat ze niet bekend zouden maken Wie Hij was.
Profetie 20
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 6:9 'Toen zei Hij: Ga en zeg tegen dit volk: Luister voortdurend, maar u zult het niet begrijpen. Zie voortdurend, maar u zult het niet opmerken. Maak het hart van dit volk vet, en stop hun oren toe, en sluit hun ogen; anders zullen zij met hun ogen zien, en met hun oren horen, en met hun hart begrijpen en zich bekeren, en zal Hij hen genezen.'
Uitkomst: De reactie van het volk Israël op de boodschap van Jezus was er een van onbegrip, vooral vanwege de leiding van het volk, die Jezus zagen als een bedreiging voor hun opvattingen en hun positie.
Profetie 21
Bijbelse voorspelling door Asaf (950 voor Chr.): Psalm 78:1 ‘Mijn volk, neem mijn onderricht ter ore, neig uw oor tot de woorden van mijn mond. Ik wil mijn mond met spreuken opendoen en van aloude verborgenheden doen overvloeien.’
Uitkomst: Zodra steeds duidelijker wordt dat de leiders van het volk Jezus, zijn wonderen en zijn leer verwerpt en Hem niet erkent als de lang verwachte Messias, trekt Hij Zich steeds vaker met zijn discipelen terug en beging Hij tot het volk te spreken in gelijkenissen , dat zijn allegorieën die veelal ontleend zijn aan zaken uit het dagelijks leven van die tijd.
Profetie 22
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 69:5 'Wie mij zonder reden haten, zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd; wie mij willen ombrengen en om valse redenen mijn vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven.'
Uitkomst: De godsdienstige klasse van het volk heeft een intense haat tegen Jezus, zonder dat Hij hen persoonlijk iets had aangedaan. Hij sprak niets dan de waarheid over hun hypocriete houding, kwam op voor de eer van zijn Vader, die door hen was besmeurd, en hield hun een morele spiegel voor die hun weerzinwekkende innerlijk weerkaatste. In plaats van zich te bekeren hadden zij het vaste voornemen opgevat Hem te vermoorden .
Profetie 23
Bijbelse voorspelling door Zacharia (470 voor Chr.): Zacharia 9:9 ‘Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.’
Uitkomst: Voorafgaand aan de intocht in Jeruzalem op Palmzondag gaf Jezus twee van zijn discipelen de opdracht om een ezelin en haar jong naar Hem toe te brengen. Daarna tilden zij Hem op het jong en zo reed Jezus, omgeven door juichende mensenmassa’s onder Hosannageroep de stad binnen.
Profetie 24
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 8:3 ‘Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U een sterk fundament gelegd, omwille van Uw tegenstanders, om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden.’
Uitkomst: Na de intocht en de tempelreiniging riepen kleine kinderen ‘ Hosanna voor de Zoon van David’, tot grote ergernis van de Farizeeën. Jezus legde ze met het citeren van de eerste helft van bovenstaande tekst het zwijgen op en vervulde daarmee de tweede helft.
Profetie 25
Bijbelse voorspelling door Nathan (980 voor Chr.): en door Zacharia (470 voor Chr.): 2 Samuel 12:10 'Welnu dan, het zwaard zal voor eeuwig niet van uw huis wijken, omdat u Mij veracht hebt en de vrouw van Uria, de Hethiet, genomen hebt om u tot vrouw te zijn.' Zacharia 13:7 ‘Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE van de legermachten. Sla die Herder en de schapen zullen overal verspreid worden. Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.’
Uitkomst: Het oordeel van het zwaard over zijn nageslacht werd David aangezegd vanwege zijn zonde met Bathseba. Het zwaard van God was uiteindelijk gericht tegen de grote Zoon van David, die tevens de Herder was van zijn volk. Toen Jezus gevangen genomen werd in de tuin van Gethsemané , zou het zwaard van het Joodse en het Romeinse gezag tegen Hem ontwaken. Het was tevens het moment dat zijn discipelen alle kanten op vluchten: de schapen werden verspreid.
Profetie 26
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 41:10 'Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zich tegen mij gekeerd - Letterlijk: heeft tegen mij een hiel groot gemaakt.'
Uitkomst: Eén van de twaalf discipelen, Judas , heeft Jezus voor geld verraden bij de godsdienstige klasse. Vlak voor het Joodse Paasfeest leidde hij een menigte aan tempeldienaren en Romeinse soldaten naar de geheime plaats op de Olijfberg waar Jezus zich met zijn discipelen terugtrok als ze in Jeruzalem waren.
Profetie 27
Bijbelse voorspelling door Zacharia (470 voor Chr.): Zacharia 11:12 ‘Want Ik had tegen hen gezegd: Als het goed is in uw ogen, geef Mij Mijn loon; zo niet, laat het na. Toen hebben zij Mijn loon afgewogen: dertig zilverstukken. Maar de HEERE zei tegen Mij: Werp dat de pottenbakker toe – een mooie prijs waarop Ik door hen geschat ben! Daarop nam Ik de dertig zilverstukken en wierp ze in het huis van de HEERE de pottenbakker toe.’
Uitkomst: Judas ontving van de overpriesters 30 zilverlingen als verradersloon maar kreeg wroeging en wierp ze de tempel in. De overpriesters hebben toen de zilverstukken opgeraapt en aan de pottenbakker betaald in ruil voor een stuk grond dat daarna werd gebruikt als begraafplaats voor vreemdelingen.
Profetie 28
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 69:26 'Laat hun tentenkamp verwoest worden, in hun tenten geen bewoner zijn.' En: Psalm 109:8 ‘Laten zijn dagen weinig zijn en laat een ander zijn ambt nemen.’
Uitkomst: Na Jezus te hebben verraden, kreeg Judas wroeging en pleegde hij zelfmoord, door zich op te hangen. Na Jezus’ hemelvaart werd op basis van deze Psalm zijn lege plek ingenomen door een andere discipel om het twaalftal weer vol te maken.
Profetie 29
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 53:12 'Daarom zal Ik Hem veel toedelen en machtigen zal Hij verdelen als buit, omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft.’
Uitkomst: Bij zijn gevangenneming verzetten zijn discipelen zich met de twee zwaarden die ze na de viering van het Joodse Pascha uit de bovenzaal hadden meegenomen. Daarbij werd het oor van de slaaf van de Hogepriester geraakt, dat direct door Jezus werd genezen. Volgens Romeinen 13 riepen ze daarmee veroordeling over zichzelf af. Een tweede manier waarop dit in vervulling ging was dat Jezus tegelijk met twee rovers werd gekruisigd.
Profetie 30
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 53:12 'Daarom zal Ik Hem veel toedelen en machtigen zal Hij verdelen als buit, omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft.’
Uitkomst: Bij zijn kruisiging bad Jezus voor zijn beulen: ‘Vader, vergeef hen want ze weten niet wat ze doen’.
Profetie 31
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 53:7 ‘Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open.’
Uitkomst: Jezus heeft tijdens het Joodse proces voortdurend gezwegen en alleen iets gezegd toen de Hogepriester zwoer bij de Allerhoogste en Hem eiste te zeggen of Hij de Christus was. Tijdens het proces voor Pilatus heeft Jezus alleen gezwegen , hoewel de Joden Hem heftig stonden te beschuldigen.
Profetie 32
Bijbelse voorspelling door een Psalmdichter (1000 voor Chr.): Psalm 2:1 'Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde.'
Uitkomst: Voor de rechterstoel van Pilatus spande de Joodse elite samen met het Romeinse gezag om Jezus veroordeeld te krijgen. Na de terdoodveroordeling van Jezus sloten Herodes en Pilatus vriendschap , terwijl ze tevoren in vijandschap leefden.
Profetie 33
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.), Micha en Jesaja (700 voor Chr.): Psalm 129:3 'Ploegers hebben mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang gemaakt.' Micha 4:14 'Nu, groepeer u, dochter van de strijdbende! Zij gaan een belegering tegen ons opzetten. Zij zullen met een stok de rechter van Israël op de kaak slaan.' Jesaja 50:6 'Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel.'
Uitkomst: Jezus is vanaf het vonnis voor de Joodse raad doorlopend zwaar lichamelijk mishandeld , klappen in het gezicht, uitrukken van de baard, gespuugd in het gezicht, uitlopend op de verschrikkelijke geseling en bespotting door het Romeinse cohort.
Profetie 34
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.) Psalm 22:19 ‘Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad.’
Uitkomst: Nadat ze Jezus aan het kruis hadden genageld gingen de soldaten zitten om de kleding van Jezus onder elkaar te verdelen. De rok was van bovenaf als één geheel geweven, zonder naad . Ze wilden die niet in stukken verdelen. Dan zou de waarde grotendeels verloren gaan. Ze besloten toen erom te dobbelen .
Profetie 35
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.) Psalm 22:8 'Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen: Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.'
Uitkomst: Dit was de verbale aanval op Jezus door de elite van de Joden, toen Hij aan het kruis hing. Letterlijk riepen ze: “Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.”
Profetie 36
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.) en Zacharia (470 voor Chr.) Psalm 22:15 'Als water ben ik uitgestort, ontwricht zijn al mijn beenderen; mijn hart is als was, het is gesmolten diep in mijn binnenste. Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; U legt mij in het stof van de dood. Want honden hebben mij omsingeld, een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.. Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij.' Zacharia 13:6 'Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden in uw handen? Dan zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in het huis van hen die mij liefhebben.'
Uitkomst: Dit is een zeer treffende weergave van wat een gekruisigde overkomt en voelt: een extreme vorm van marteling . Vreselijke uitdroging. Handen en voeten zijn doorboord. Armen raken ontwricht. In de tijd van David bestond deze Romeinse manier van kruisiging nog niet .
Profetie 37
Bijbelse voorspelling via Mozes (1400 voor Chr.): Genesis 3:15 'En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen.'
Uitkomst: Allereerst was Jezus het zaad van de vrouw, geboren uit een maagd, zonder tussenkomst van mannelijk zaad. Ten tweede werd de Romeinse draadnagel bij de kruisiging door de hielen van Jezus gedreven.
Profetie 38
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 22:2 'Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?'
Uitkomst: Dit zijn de woorden die Jezus uitte aan het slot van de drie uren van duisternis aan het kruis.
Profetie 39
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 53:5 ‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.’
Uitkomst: Jezus droeg aan het kruis de zonden van hen die in Hem zouden geloven.
Profetie 40
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 69:22 'Ja, zij hebben mij gal als mijn voedsel gegeven, in mijn dorst hebben zij mij zure wijn laten drinken.'
Uitkomst: Na meer dan drie uur aan het kruis te hebben gehangen vroeg Jezus te dringen met de worden ‘ Mij dorst ’. Hij deed dat om deze Psalm in vervulling te laten gaan.
Profetie 41
Bijbelse voorspelling door Mozes en David (1400 voor Chr.) Exodus 12:46 'In één huis moet het gegeten worden. U mag van het vlees niets uit het huis naar buiten brengen, en u mag er geen been van breken.' Psalm 34:20,21 'De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dat alles redt de HEERE hem. Hij bewaart al zijn beenderen, niet één daarvan wordt gebroken.'
Uitkomst: De Joden vroegen Pilatus de lichamen van de gekruisigden te verwijderen in verband met de naderende Sabbat, die ook nog eens samenviel met het Joodse Paasfeest. Gewoonlijk braken de soldaten in zo’n geval de benen van de gekruisigden, zodat ze zouden stikken (uitademen kon een gekruisigde alleen als hij zich oprichtte ). Toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat Hij al gestorven was, dus braken ze zijn benen niet.
Profetie 42
Bijbelse voorspelling door Zacharia (470 voor Chr.): Zacharia 12:10 'Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.'
Uitkomst: De soldaten, die opdracht hadden gekregen de benen van de gekruisigden te breken, zodat ze zouden sterven, zagen dat Jezus al gestorven was. In plaats van Hem de benen te breken doorstaken ze zijn zijde, zodanig dat er water en bloed uitkwam. Dat zijn volk Hem als zodanig zal aanschouwen, wacht nog op zijn tweede komst.
Profetie 43
Bijbelse voorspelling door Jesaja (700 voor Chr.): Jesaja 53:9 'Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is.'
Uitkomst: De bedoeling van de priesterklasse was dat Jezus met de gekruisigde rovers, die links en rechts van Hem waren gekruisigd, in een massagraf zou worden gegooid. Echter Jozef van Arimathea, een welgesteld lid van de Joodse Raad, die niet had ingestemd met hun handelswijze, was de Joden voor en vroeg Pilatus vlak na Christus’ sterven om het lichaam. Hij kocht een linnen doek, nam Jezus van het kruis en legde Hem in zijn eigen, in de rots uitgehouwen graf.
Profetie 44
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.) en Hosea (700 voor Chr.) en Jona (750 voor Chr.): Psalm 16:9 'Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich, ook zal mijn lichaam veilig wonen. Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.' Hosea 6:1 'Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan en zullen wij voor Zijn aangezicht leven.' Jona 1:17 'En de HEERE beschikte een grote vis om Jona op te slokken. Jona was drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis.'
Uitkomst: Jezus is, nadat Hij het oordeel over de zonden van het volk had gedragen en was gestorven, niet in het graf gebleven maar is op de derde dag opgestaan. Overigens had Jezus dat Zelf bij diverse gelegenheden, zowel aan zijn disicpelen als aan de oversten van het volk aangekondigd .
Profetie 45
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 22:23 'Ik zal Uw Naam mijn broeders vertellen, in het midden van de gemeente zal ik U loven.'
Uitkomst: Na zijn opstanding noemde Jezus zijn discipelen voor het eerst ‘ mijn broeders ’ en op de avond van de opstanding stond Hij in hun midden met de woorden ‘ vrede zij u ’.
Profetie 46
Bijbelse voorspelling door David (1000 voor Chr.): Psalm 110:1 'De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten.'
Uitkomst: Veertig dagen na zijn opstanding is Jezus opgevaren naar de hemel en daar heeft Hij Zich gezet aan de rechterhand van God .
Profetie 47
Bijbelse voorspelling door Nathan en Ethan aan David (970 voor Chr.) en Daniël (470 voor Chr.): 2 Samuel 7:12 ‘Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn.’ Psalm 89:36 ‘Eens heb Ik gezworen bij Mijn heiligheid: Nooit zal Ik tegen David liegen! Zijn nageslacht zal voor eeuwig blijven, zijn troon zal vóór Mij zijn, vast als de zon. Hij zal voor eeuwig standhouden, zoals de maan; de getuige hoog aan de hemel is trouw.’ Daniël 7:13 'Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbij komen. Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap, en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan.'
Uitkomst: Jezus was via de lijn van Jozef rechthebbende op de troon van David en via de lijn van Maria biologisch afstammeling van David maar tevens Zoon van God, geboren als Hij was uit de Heilige Geest . Hij ontving na zijn opstanding reeds alle macht in hemel en op aarde en zal die eens uitoefenen. Terwijl Hij voor het Sanhedrin stond, legde Hij het getuigenis af: ‘Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechterhand van de kracht van God.’
Profetie 48
Bijbelse voorspelling door een Psalmdichter (1000 voor Chr.) en Jesaja (700 voor Chr.): Psalm 118:22,23 'De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden. Dit is door de HEERE geschied, het is wonderlijk in onze ogen.' Jesaja 8:15 'Velen onder hen zullen struikelen, vallen en gebroken worden, verstrikt raken en gevangen worden.'
Uitkomst: Jezus werd verworpen door zijn eigen volk als een steen die niet in hun plannen paste. Hij was de HEER hun God maar was voor hen een steen des aanstoots . Zij zouden als volk ten val komen maar Hij zou de hoeksteen worden van iets totaal nieuws.
Profetie 49
Bijbelse voorspelling door Mozes (700 voor Chr.): Jesaja 55:5 ‘Zie, U zult een volk roepen dat U niet kende, en het volk dat U niet kende, zal naar U toe snellen, omwille van de HEERE, Uw God, voor de Heilige van Israël, want Hij heeft U verheerlijkt.’
Uitkomst: Jezus zei tegen de Joden van zijn tijd: ‘Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt.’ Dat is ook gebeurd met de prediking die uitging onder de volken, terwijl God zijn plannen met Israël voorlopig stop zette.
Profetie 50
Bijbelse voorspelling door Mozes (1400 voor Chr.): Deuteronomium 18:18 'Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken. En met de man die niet naar Mijn woorden luistert, die Hij in Mijn Naam spreekt, zal het zó zijn: Ík zal rekenschap van hem eisen.'
Uitkomst: God zond zijn volk een groot Profeet in de Persoon van Jezus. Toen het volk Israël niet naar Jezus wilde luisteren en, na zijn opstandig en hemelvaart ook niet luisterde naar de discipelen, werd Jeruzalem door de Romeinse legioenen vanaf het jaar 66 voortdurend aangevallen.
Profetie 51
Bijbelse voorspelling door Joël (700 voor Chr.): Micha 3:12 ‘Daarom zal omwille van u Sion als een akker omgeploegd worden, Jeruzalem een puinhoop worden en de berg van dit huis tot hoogten in het woud.'
Uitkomst: Jezus knoopte bij deze profetie aan toen de Godsdienstige elite bleef weigeren naar Hem te luisteren en zich te bekeren. Na een morele tirade tegen de Farizeeën zei Hij: ‘Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten. Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!’ In het jaar 70 AD werden Jeruzalem en de tempel inderdaad totaal verwoest door de Romeinse legioenen.
Profetie 52
Bijbelse voorspelling door Joël (800 voor Chr.): Joël 2:28 'Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien.'
Uitkomst: Op het Joodse Pinksterfeest, vijftig dagen na de opstanding stortte God zijn Geest uit op de 120 volgelingen van Jezus in Jeruzalem. Op de prediking die volgde, kwamen die dag 3000 mensen tot bekering, die zich lieten dopen.
Profetie 53
Bijbelse voorspelling door Joël (800 voor Chr.): Joël 2:32 'Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.'
Uitkomst: Na de opstanding en hemelvaart en uitstorting van de Heilige Geest predikten de apostelen onder het volk Israël, dat er behoudenis was in de naam van Jezus.
Kans dat Jezus de Messias is
Als de kans op uitkomen bij elke profetie op 50% wordt gesteld, dan zou het gezamenlijk uitkomen van al deze profetieën in het leven van Jezus gelijk zijn aan 0,5 tot de macht 53. Dat is een kans van één biljardste. Dat is in wezen een kans van nagenoeg nul dat Jezus NIET de Messias is en dat het allemaal maar toeval was – nog afgezien van alle wonderen die Hij verrichtte en zijn opstandig uit het graf.
Echter, er zijn meerdere profetieën die dermate specifiek zijn, dat de kans op het bij toeval uitkomen ervan nog veel kleiner moet worden ingeschat dan 1 biljardste. Bijvoorbeeld de kans dat zijn geboorte precies samenviel met het einde van de 69 jaarweken. Ook is de kans bijzonder klein dat Judas exact 30 zilverlingen zou ontvangen voor zijn verraad, deze in de tempel zou smijten en dat dit geld vervolgens gebruikt zou worden om de pottenbakker te betalen voor een stuk grond voor een begraafplaats. Verder is er slechts een piepkleine kans dat de benen van Jezus na zijn sterven niet gebroken zouden worden, zo vlak voor het Pascha en dat in plaats daarvan zijn zijde zou worden doorboord.
Met zoveel uitgekomen voorspellingen over het leven, de bediening en de dood van Jezus, die allemaal eeuwen oud waren en waarvan er sommige zeer specifiek zijn, is het voor 100% zeker dat Hij is Wie Hij pretendeerde te zijn, de langverwachte Messias van Israël en de Zoon van God en dat Hij als God Degene is geweest Die Zelf intrede deed in zijn schepping en alles orchestreerde.
Het volgende station
De gebeurtenissen rond de Persoon van Jezus zijn circa 2000 jaar oud. Sindsdien is Hij uit het zicht verdwenen. De profetische trein lijkt niet langer te rijden. Echter, dat is slechts schijn. Wel zit er een enorme afstand tussen twee opeenvolgende stations. De eerste serie profetieën over de lijdende Knecht van de Heer is uitgekomen. Dat de overige profetieën, van de Koning, die in gerechtigheid zal regeren tot aan de uiterste einden der aarde, eveneens zullen uitkomen, is 100% zeker. De vraag is niet óf de Apocalypse ooit zal plaatsvinden, de vraag is alleen wánneer. Hij die was en die is en die komt. Hij komt met de wolken...spoedig. Het volgende station is in zicht.
de schrift
'De Schrift kan niet van kracht beroofd worden...'
Er bestaan meer dan vijftig profetieën over de eerste komst van Jezus Christus. Sommige daarvan zijn zeer specifiek en ze dateren allemaal van vele eeuwen voor Christus. Tweeduizend jaar geleden zijn deze profetieën allemaal uitgekomen. Dat biedt de garantie dat ook voorspellngen over Jezus’ tweede komst, daadwerkelijk zullen plaatsvinden. Maar hoe betrouwbaar zijn de documenten waarin de profetieën gegeven waren? En hoe zeker kunnen we zijn van de verslagen over Jezus’ eerste komst?
Er is een nauwe samenhang tussen de geschriften van het Nieuwe Testament en die van het Oude Testament. Allereerst wijst het Oude Testament, dat rond 400 voor Christus compleet was, op talloze plaatsen en manieren vooruit naar de komst van Jezus . In de tweede plaats nemen Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament de geschriften van het Oude Testament zeer serieus door ze als absoluut gezaghebbend te citeren. Het Nieuwe Testament telt honderden verwijzingen naar en citaten uit het Oude Testament. Verder komt de betrouwbaarheid van het Oude Testament steeds meer vast te staan, naarmate meer gegevens uit de oudheid boven water of boven de grond komen.
Zo is onlangs de Kanaïtische stad ‘ Lachis ’ ontdekt en blijken de Bijbelse weergaven van reeksen en dateringen van Israëls koningen te kloppen met archeologische gegevens uit het Midden Oosten. Vondsten op de bodem van de golf van Akaba en in de woestijn van Saoedi Arabië laten zien dat het verslag van de Exodus van het Joodse volk op waarheid berust.
Twijfels die in de 18e en 19e eeuw werden gerezen, over het gebruik van kamelen in de tijd van Abraham, over de historische werkelijkheid van figuren als koning David en andere koningen van Israël, twijfels over Pontius Pilatus als stadhouder van Rome, over het vroegere bestaan van plaatsen als Nazareth, de vijver van Siloam, over de zeer oude oorsprong van het volk Israël, al die twijfels zijn door de vele opgravingen volledig weggenomen en de waarheid van de Bijbels is voortdurend bevestigd.
De betrouwbaarheid van Bijbelse gegevens is vast komen te staan door talloze vondsten bij opgravingen, zoals het zegel van Jesaja, de ruïnes van Bethsaïda, munten uit de tijd van David, een fort uit de tijd van David, overblijfselen van paleizen uit de koningentijd, enzovoorts. Ook verschillende inscripties in stenen en tabletten bevestigen de Bijbelse verslagen.
Intussen is op 30.000 verschillende plaatsen gegraven naar oudheden uit Bijbelse tijden en de bevestigingen van de landen, volken, koningen en culturen waarover de bijbel spreekt blijven stromen. De artefacten die gevonden worden zijn onwrikbare getuigenissen van Bijbelse figuren en omstandigheden. De Bijbel blijkt haar fundamenten zeer stevig in de geschiedenis te hebben staan.
Verder blijkt de betrouwbaarheid van oudtestamentische bronnen uit de nauwkeurigheid waarmee schrijvers en overschrijvers bij de vastlegging te werk zijn gegaan. Bij de ontdekking van de dode-zee rollen van Qumran kwam een volledig manuscript van het boek Jesaja aan het licht van 75 voor Chr. Na een vergelijking met een document van circa 1.000 na Chr. bleken beide documenten voor 95% overeen te komen en de overige 5% te bestaan uit minimale afwijkingen. De reden waarom er niet veel meer oudere documenten zijn, heeft te maken met de houdbaarheid van papyrus of leer en met de gewelddadige geschiedenis van Israël, waardoor veel verloren ging. Verder was er een rijke traditie van kopiëren en verbranden van boekrollen die tekenen van verval begonnen te vertonen.
Ook uit de tijd van het Nieuwe Testament, het begin van onze jaartelling, zijn vele ontdekkingen gedaan die de Bijbelse weergave van de situatie in de eerste eeuw van onze jaartelling empirisch ondersteunen . Waar men in de 18e en 19e eeuw veronderstelde dat de Bijbel in tegenspraak zou zijn met feitelijke historische situatie van cultuur, techniek, politiek en topografie, is door ontdekkingen van de 20e en 21e eeuw precies het omgekeerde komen vast te staan. De Bijbel is historisch voor 100% betrouwbaar gebleken.
We merkten al op dat het Oude en het Nieuwe Testament nauw met elkaar verweven zijn. Petrus verwijst naar het Oude Testament, als blijvende bron van waarheid:
2 Petrus 1:19,20,21 ‘En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart. Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.’
Ook tussen de schriften van het Nieuwe Testament is een sterk onderling verband. Zo wijst Jezus volgens het evangelie naar Johannes in zijn laatste gesprekken met de discipelen naar de schriften, die zij zelf onder de leiding van de Heilige Geest zouden produceren:
Johannes 14:26 ‘Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.’ – Dit verwijst naar de Evangeliën die geschreven zouden worden.
Johannes 15:26, 27 ‘Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die over Mij getuigen. En u zult ook getuigen, want u bent van het begin af bij Mij.’ – Hiervan zou het boek Handelingen verslag doen.
Johannes 16:13 'Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken....' – Dit verwijst naar de brieven met daarin de waarheid over Gods verlossingsplan en de menselijke verantwoordelijkheid.
Johannes 16:13 ‘...maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen.’- Dit verwijst naar het boek Openbaring.
Verder is er nauwe samenhang tussen het boek Handelingen en de brieven. Veel concrete personen en situaties waarnaar vooral Paulus verwijst in zijn brieven, komen we ook tegen in het boek Handelingen. Petrus verwijst ook naar Paulus' brieven als ‘schrift’, dus van God ingegeven.
2 Petrus 3:15,16 ‘… en beschouw het geduld van onze Heere als zaligheid; zoals ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, u geschreven heeft, zoals ook in alle brieven, wanneer hij deze dingen ter sprake brengt. Daaronder zijn sommige zaken die moeilijk te begrijpen zijn, die de onkundige en onstandvastige mensen verdraaien, tot hun eigen verderf, net als de andere Schriften.’
Maar ook al getuigt het bijbelverslag van een betrouwbare weergave van de culturele, politieke en aardrijkskundige setting in de tijd van de bijbelschrijvers, daarmee is de waarheid van het verslag zelf nog niet bevestigd. Dat gaat namelijk om woorden en daden van mensen, vooral van de Persoon van Jezus. Hoe weten we of de gebeurtenissen getrouw zijn weergegeven?
Allereerst hanteerden de Bijbelschrijvers zeer strenge normen. Zij confronteerden de volgelingen van Jezus voortdurend met het belang van de waarheid. Jezus Zelf was hen daarin voorgegaan. Zijn opmerkingen over waarheid zijn algemeen bekend. Eindeloos vaak hoort men tegenwoordig de zinsnede: ‘de waarheid zal u vrijmaken’. Deze woorden, die te pas en te onpas worden gebruikt, zijn afkomstig van Jezus en Hij liet daar nog iets aan vooraf gaan:
‘ Jezus dan zei tegen de Joden die in Hem geloofden: Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen, en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.’
Jezus was Zelf de grote Getuige van de waarheid. Van Hem is de volgende uitspraak, die Hij deed in antwoord op een vraag van Thomas, één van de discipelen:
‘ Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.’
Vlak voor het doodvonnis was er een kort gesprek tussen Pilatus en Jezus, waarin Jezus benadrukte dat alles voor Hem draait om waarheid: ‘Pilatus dan zei tegen Hem: U bent dus toch een koning? Jezus antwoordde: U zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan Mijn stem gehoor.’ Daarop stelde Pilatus zijn bekende relativistische retorische vraag: ‘Wat is waarheid?’
In de eerste christengemeente besloot een echtpaar om met een leugentje om bestwil net te doen alsof ze de volledige verkoopprijs van hun land afdroegen, terwijl ze in feite een deel van het geld achterhielden. Ze moesten dit met de dood bekopen , toen Petrus hen daarmee confronteerde. Bij het stellen van dergelijke absolute normen als het gaat om waarheid, konden de discipelen zelf niet anders dan zo nauwgezet en betrouwbaar mogelijk verslag doen van hun belevenissen met Jezus. In hun brieven hameren de apostelen op het wandelen in de waarheid. Paulus schrijft:
'Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee door de Heilige Geest…', en: 'Zo zeker als DE WAARHEID van Christus in mij is, zal deze roem over mij in de streken van Achaje niet tot zwijgen worden gebracht'. En nog eens: 'Daartoe ben ik aangesteld als prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), als een leraar van de heidenen in geloof en waarheid.'
Van de liefde zegt Paulus: ‘…zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid,maar verheugt zich over de waarheid …’
Daarom vermaant hij de gemeenten waar hij komt met: ‘Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid , ieder tegen zijn naaste; wij zijn immers leden van elkaar.’
De waarheid zou echter een schaars goed worden. Van de laatste dagen sprak Paulus: ‘Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels.’
De apostel Petrus drukt de christenen van zijn tijd op het hart dat de heerlijkheid van Christus absoluut geen verzinsel is: ‘Want wij zijn geen kunstig bedachte verzinsels gevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Heere Jezus Christus bekendmaakten, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit.’
De apostel Johannes schrijft aan zijn lezerspubliek: ‘Ik heb u niet geschreven omdat u de waarheid niet kent, maar omdat u die kent, en omdat er geen leugen uit de waarheid is.’
Voor de apostelen en de christenen uit de eerste eeuw na Christus was het principe ‘waarheid’ van levensbelang. Het was essentieel om zover mogelijk verwijderd te blijven van leugens en bedrog. Deze integere levensinstelling verhoudt zich op geen enkele wijze tot de gedachte dat de kern van het christendom, namelijk de opstanding van Christus, een leugen zou zijn. De volledige waarheid van het christendom hangt af van de geschiedkundige juistheid van de opstanding.
De opstanding van Christus en al het andere dat met zijn Persoon samenhangt, wijkt in sterke mate af van de wetmatigheden die mensen hun hele leven om hen heen waarnemen. Maar als de opstanding niet zou hebben plaatsgevonden, dan geldt dat ook voor het gedrag van de christenen uit de eerste eeuw, mensen met de meest hoogstaande moraal, die deze op de meest pertinente leugen zouden hebben gebaseerd. De opstanding van Christus is echter geen enkel probleem als een almachtige God bestaat, Die alles eenmaal geschapen heeft, met alle wetmatigheden die aan dit ‘alles’ eigen zijn en Die vrij is om op het moment dat het Hem schikt van deze wetmatigheden af te wijken. Dat misleidend bedrog de kern zou zijn van het moreel hoogstaande christendom blijft, ook bij het bestaan van God, een onmogelijkheid. Sterker nog, een God, zoals verkondigd door het christendom, zou deze pertinente leugen nooit lang hebben kunnen laten voortbestaan. Deze conclusie werd ook getrokken bij monde van Gamaliël, die in de eerste eeuw als vooraanstaande Farizeeër, aan de kant stond van de grootste vijanden van de vroege volgelingen van Christus: 'En nu zeg ik u: Houd u ver van deze mensen en laat hen gaan, want als dit voornemen of dit werk van mensen afkomstig is, dan zal het afgebroken worden, maar als het van God afkomstig is , kunt u dat niet afbreken, opdat u niet misschien ook tegen God blijkt te strijden.'
Als Jezus Degene was, waarvoor Hij zich voordeed, de Zoon van God, de Rechtvaardige, die gekomen was om een verloren mensheid terug te brengen in de armen van zijn Vader, dan was het zelfs ONmogelijk dat Hij NIET zou zijn opgestaan uit de dood. Dit is de manier waarop Petrus op de dag van het ontstaan van de christelijke kerk spreekt over zijn opstanding uit het graf: ‘God heeft Hem echter doen opstaan door de weeën van de dood te ontbinden, omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor vastgehouden zou worden.’
De onmogelijkheid voor God om de Rechtvaardige Jezus in het graf te laten wegteren en voor de vroege christenen om te liegen over de diepste kern van hun geloof, zijn enorme ankers voor de waarheid van het christelijke geloof.
Daar komt nog bij dat de apostelen geen enkel voordeel hadden van hun getuigenis over Jezus. Integendeel. Jezus had ze gewaarschuwd, dat als ze Hem zouden volgen, het kruis zou wachten en niet de kroon. Ze zouden door hun eigen volksgenoten, ja door hun eigen familieleden vervolgd en gehaat worden. Ze mochten hun eigen leven niet liefhebben maar moesten bereid zijn voor de boodschap die ze brachten te sterven. Dat is hen inderdaad allen overkomen.
Het ‘follow the money’ gaat bepaald niet op voor de eerste christenen, die de boodschap over Jezus als eersten de wereld in brachten. Maatschappelijk zijn zij er alleen maar slechter van geworden. Paulus was aanvankelijk een christenvervolger, totdat Hij een persoonlijke ontmoeting had met Jezus op de weg naar Damascus , waar hij volmacht had om christenen gevangen te nemen. Vanaf het moment van die ontmoeting nam zijn leven een wending van 180 graden. Aan de door hem gestichte gemeente in Filippi , schreef hij: ‘Hoewel ik reden heb om ook op het vlees te vertrouwen; als iemand anders denkt te kunnen vertrouwen op het vlees, ik nog meer: besneden op de achtste dag, uit het geslacht van Israël, van de stam Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën, wat de wet betreft een Farizeeër, wat ijver betreft een vervolger van de gemeente, wat de rechtvaardigheid betreft die in de wet is, onberispelijk. Maar wat voor mij winst was, dat heb ik om Christus' wil als schade beschouwd.’ Aan zijn leerling Timotheus schreef Paulus: ‘En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden .’
De discipelen, die kozen voor Jezus, gaven alles op wat ze hadden. Verreweg de meesten van hen zijn voor hun geloof in Jezus de marteldood gestorven.
De jonge kerk van Jezus Christus werd, net als de apostelen, zwaar vervolgd . Bekend zijn de vervolging onder Nero, Domitianus en onder Diocletianus maar ook onder diverse andere keizers waren christenen hun leven niet zeker.
De intentie om het christendom met wortel en tak uit te roeien door middel van verdrukking en vervolging bewerkte het omgekeerde. De volharding van christenen in hun geloof werd het bewijs van de echtheid van Degene in Wie zij geloofden.
De tijd van christenvervolging door Rome ligt echter al vele eeuwen in het verleden. Hoe kunnen we ervan op aan dat het verslag van Jezus’ woorden en werken na zoveel tijd getrouw in de 21e-eeuwse Bijbel terecht is gekomen? Bekend is de wetmatigheid dat bij het doorgeven van een verhaal, verdraaiingen en vervormingen plaatsvinden. Er zijn twee belangrijke redenen waarom we toch kunnen aannemen dat de moderne Bijbels bijzonder waarheidsgetrouw zijn. We geven deze redenen weer op basis van de website ' Stand to Reason '. De eerste reden betreft de tijd die verliep tussen de gebeurtenissen en de data waarop de thans overgebleven manuscripten werden geschreven. Van belangrijke gebeurtenissen uit de oudheid vinden we pas eeuwen later de verslagen in manuscripten. De Joodse oorlogen van de jaren 66 – 70 AD, waarvan historicus Flavius Josephus verslag doet, worden teruggevonden in negen volledige manuscripten die dateren uit de vijfde eeuw na Christus – vier eeuwen na dato. Tacitus’ verslagen van het Romeinse keizerrijk is een van de belangrijkste bronnen van het Rome van het begin van de jaartelling maar overleefden slechts ten dele in twee manuscripten die dateren uit de Middeleeuwen, minstens tien eeuwen later. Van Thucydides’ geschiedenis overleefden acht kopieën. Er bestaan tien kopieën van Caesars Gallische Oorlogen, acht kopieën van Herodotus’ geschiedenis en zeven kopieën van Plato. Al deze manuscripten vertonen een gat van minstens 1000 jaar met het origineel. Homer’s Iliad heeft het meest robuuste bewijs van echtheid met maar liefst 647 bestaande kopieën. Voor de meeste antieke documenten bestaat slechts een handvol manuscripten, die vaak 800 tot 2000 jaar jonger zijn dan de originelen. Toch zijn historici er zeker van dat de geschiedenis door deze documenten getrouw wordt weergegeven. In feite is vrijwel al onze kennis over het verleden op dit soort documenten gebaseerd.
In vergelijking met seculiere teksten is er een overweldigende hoeveelheid bewijs voor het Nieuwe Testament in de vorm van manuscripten. De meest recente telling geeft 5.366 afzonderlijke Griekse manuscripten. Daartussen zitten 34 complete Nieuwe Testamenten die dateren van de 9e tot de 15e eeuw. De zogenaamde ‘unciale manuscripten’, gebonden volumes van meerdere boeken van het Nieuwe Testament, gaan terug tot de vierde eeuw na Christus. De Codes Sinaïticus stamt uit het jaar 340 na Christus. De bijna volledige Codex Vaticanus is gedateerd op 325 - 350 voor Christus. De Codex Alexandinus bevat het volledige Oude en vrijwel het volledige Nieuwe Testament en dateert uit het eind van de vierde tot het begin van de vijfde eeuw. Het meest fascinerende bewijs komt van fragmenten. De Chester Beatty Papyri bevat het overgrote deel van het Nieuwe Testament en stamt uit het midden van de derde eeuw. De Bodmer Papyri, gevonden in 1956, bevat de eerste veertien hoofdstukken van Johannes en veel van de laatste zeven hoofdstukken en dateert uit 200 na Christus. De meest verbazingwekkende vondst van alle is een klein deel van Johannes 18:31-33, ontdekt in Egypte en bekend als de John Rylands Papyri. Het meet slechts circa 10 vierkante centimeter en vertegenwoordigt de vroegst bekende kopie van enig deel van het Nieuwe Testament en dateert van circa 117 tot 138 na Chr. Het Evangelie naar Johannes circuleerde al binnen 30 jaar nadat het op schrift was gesteld.
Dit alles toont de overweldigende rijkdom van het schriftelijk bewijs van de getuigenissen in het Nieuwe Testament. Vergeleken daarmee steken alle andere bronnen magertjes af. Zou je de geschiedenis voorstellen als een landschap en het hedendaags getuigenis van de geschiedkundige feiten als steden, dan is het Nieuwe Testament een enorme metropool, een onneembaar bolwerk met enorme wolkenkrabbers en dan vinden we daarbuiten hier en daar alleen nog wat bescheiden stadjes en schamele dorpjes. Wie zich een beeld wil vormen van de geschiedenis, kan eenvoudigweg niet om het Nieuwe Testament heen een daarmee ook niet om het Oude testament.
De meer dan 50 zeer gedetailleerde voorspellingen rond het leven en de bediening van Jezus, die allemaal uitkwamen, kan men niet achteloos wegwuiven met een opmerking dat de schriften, die hiervan getuigen niet betrouwbaar zouden zijn. De uitgekomen profetieën over Jezus’ eerste komst, 2000 jaar geleden, zijn op basis van onwrikbaar krachtige geschriften een onweerlegbaar bewijs voor het uitkomen van alles wat geschreven staat over de tweede komst van Jezus. Wij zijn de generatie, die dit naar alle waarschijnlijkheid zullen gaan meemaken…
(B)Engelen
'En zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde.’
(Openbaring 12:4)
Er bestaat een zeer simpel beeld van de geestelijke werkelijkheid achter onze wereld, die uitgaat van één enkele grote tegenstander tegen God, satan of duivel genoemd, die een derde van alle engelen reeds vóór de schepping van de mens zover had gekregen om samen met hem tegen God in opstand te komen.
Dit simpele beeld van de geestelijke realiteit achter onze wereld is zeer diep ingesleten in de christelijke denkwereld en wordt door talloze uitleggers klakkeloos gevolgd. Maar dit beeld vindt vrijwel geen enkele steun vanuit de Schrift. De enige tekst in de Bijbel waaraan dit wordt ontleend, is Openbaring 12:3 en 4, waar het volgende staat:
‘En er werd een ander teken gezien in de hemel; en zie, een grote, vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen. En zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde.’
Dat dit gedeelte wordt uitgelegd als iets dat zou slaan op een derde van de engelen en dat zou hebben plaatsgevonden vóór de schepping van de mens is onbegrijpelijk, zelfs bij een eerste oppervlakkige lezing.
(1) De context van de ‘ark van het verbond’ wordt genegeerd (Op.11:19)
(2) De context van het eerste grote teken, de zwangere vrouw bekleed met de zon en de maan aan haar voeten en een kroon van twaalf sterren, wordt genegeerd (Op.12:1,2)
(3) Het parallelle gedeelte van de Schrift in Daniël 8:10,24 wordt genegeerd.
(4) De gebeurtenissen die volgen op het gedeelte worden genegeerd, de geboorte en het wegrukken van de mannelijke Zoon, de vlucht van de vrouw en de pas daarná volgende oorlog in de hemel (zonder vermelding van een bepaald deel van de engelen) en het ter aarde werpen van satan en zijn engelen.
Hieronder wordt eerst dieper ingegaan op deze vier punten. Daarna zal op basis van enkele Bijbelteksten, gepoogd worden een alternatieve kijk op de engelenwereld voor te stellen.
(1) Alvorens te spreken over ‘tekenen in de hemel’ noemt Johannes, de schrijver van Openbaring, allereerst het openen van ‘de tempel in de hemel’ waarin vervolgens ‘de ark van Gods verbond’ wordt gezien (Openbaring 11:19). Dit duidt erop dat er een verband bestaat tussen het teken van de draak en het volk Israël, dat deze ‘ark van het verbond’ in hun midden had. Vanwege de afgoderij, waaraan het volk door de eeuwen heen hardnekkig bleef vasthouden, besloot God zijn tempel en de heilige stad en zijn volk voor enige tijd op te geven. De ark werd ergens verstopt (niemand weet tot op de dag van vandaag waar) en kort daarna vond de verwoesting van de tempel en de stad plaats door de legers van Nebukadnezar en werd het volk in ballingschap weggevoerd naar Babel.
Sindsdien is de woonplaats van God verplaatst naar de hemel. Daarom zien we de ark van het verbond in Openbaring 11:19 in een hemelse tempel. En de heerschappij van God door middel van zijn volk Israël veranderde in een heerschappij van de wereldrijken, waarvan er vier zijn verschenen. Zeven deelrijken van deze vier wereldrijken hebben het volk Israël in hun voortbestaan bedreigd. Dit is de betekenis van de draak met zeven koppen en op de koppen zeven kronen. Het teken maakt duidelijk dat God de wereld op een zeer indirecte manier bestuurt. De ongehoorzaamheid van het volk Israël aan God heeft ervoor gezorgd dat de macht over de wereld bij satan kwam te liggen. Daarom kon satan alle koninkrijken van 'het aardrijk' aan Jezus laten zien en tegen Jezus zeggen: ‘U zal ik deze macht en hun heerlijkheid geven, want zij is mij overgegeven en ik geef ze aan wie ik wil’ (Lukas 4:6).
(2) De zwangere vrouw van Openbaring is een beeld van het volk Israël, dat ‘in verwachting is’ van de Messias. De voorstelling van de vrouw vertoont sterke gelijkenissen met de droom van Jozef in Genesis 37:9. Sinds de verwoesting van de tempel en de wegvoering in ballingschap werd het volk Israël door ‘de draak’ via zeven verschillende deelrijken belaagd: Babel – Medië – Perzië – Seleuciden (Noordelijk deel Griekse rijk) – Ptolemaën (Zuidelijk deel Griekse rijk) – Rome I (begin jaartelling) – Rome II (eindtijd, met tien koningen).
(3) Het parallelle gedeelte in Daniël 8:8-11 luidt als volgt: ‘De geitenbok maakte zich uitermate groot. Maar toen hij machtig geworden was, brak de grote hoorn af en in plaats daarvan kwamen er vier opvallende op, overeenkomstig de vier windstreken van de hemel. Uit één ervan kwam een kleine hoorn tevoorschijn, die uitzonderlijk groot werd, naar het zuiden toe, naar het oosten toe en naar het Sieraadland toe. Hij werd groot, tot aan het leger van de hemel. Van dat leger, namelijk van de sterren, liet hij er sommige ter aarde vallen en vertrapte ze. Hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger. Het steeds terugkerende offer werd aan Deze ontnomen en Zijn heilige woning neergeworpen.’
Uit het verband van deze tekst blijkt dat de geitenbok een voorstelling is van het Griekse wereldrijk, dat na de veroveringen door Alexander de Grote in vier stukken brak. Uit het Noordelijke rijk der Seleuciden kwam vervolgens een koning voort, die een rechtstreekse aanval inzette op getrouwe Joden, die weigerden zich te laten helleniseren. Zij zijn ‘de sterren’, die deze koning ter aarde deed vallen en die werden vertrapt. De sterren behoren tot ‘het leger’. De Vorst van ‘het leger’ is God, aan Wie het ‘steeds terugkerend offer’ werd ontnomen. Dit gebeurde aan het begin van de tweede eeuw voor Christus door Antiochus Epiphanes, die de tempeldienst in Jeruzalem staakte en in plaats daarvan een beeld van Zeus oprichtte. Veel gelovige Joden werden door gehelleniseerde volksgenoten verraden en gedood.
In het beeld van de draak van Openbaring 12 gaat het om de vijfde kop. De staart wordt in de Bijbel gebruikt als beeld van een valse profeet. Jesaja 9:14 ‘De oudste en aanzienlijke: zij zijn de kop, en de leugen onderwijzende profeet: hij is de staart’. De Joden die meegingen in de Griekse overheersing werden geleid door valse profeten. Dit beeld heeft helemaal niets te maken met engelen die satan volgden in zijn opstand tegen God.
(4) Vervolgens lezen we in Openbaring 12 van de geboorte van een mannelijke Zoon, die wordt weggerukt naar God en zijn troon. Daarna vlucht de vrouw de woestijn in, waar zij gedurende 1260 dagen wordt gevoed. Dan ontstaat er oorlog in de hemel en wordt de draak, satan, mét zijn engelen (hoeveel dat er zijn staat er niet bij) op aarde geworpen door Michaël en zijn engelen. Het ter aarde werpen van engelen gebeurt derhalve niet door satan maar door Michaël en vindt pas plaats ná de geboorte en het wegrukken van de mannelijke Zoon, de eerste komst van Jezus Christus op aarde. Nogmaals: het beeld van ‘een derde van de sterren die ter aarde worden geworpen’ heeft helemaal niets te maken met een opstand van satan tegen God aan het begin der tijden.
Samenvattend zijn er 7 redenen om de lezing van Openbaring 12:4 als opstand van satan tegen God aan het begin van de schepping te verwerpen.
1. Het sluit niet aan bij de ark van het verbond, die wordt gezien in de hemel.
2. Het sluit niet aan bij het grote teken van de vrouw in de hemel, het volk Israël dat haar aardse macht was kwijtgeraakt en in afwachting was van de Messias voor betere tijden (Lukas 1:68-75).
3. Het sluit niet aan bij de reeds genoemde twaalf sterren, waarmee de vrouw gekroond is, die een beeld zijn van de getrouwen onder het volk (zie ook: Daniël 12:3).
4. Het sluit niet aan bij de paralleltekst in Daniël 8:10, waar duidelijk sprake is van een koning van het Griekse wereldrijk, dat de getrouwe Israëlieten aanvalt en probeert uit te roeien.
5. Het sluit niet aan bij de betekenis van ‘de staart’ in Jesaja 9:14, waar het gaat om een valse profeet.
6. Het sluit niet aan bij de betekenis van ‘ter aarde werpen’. Dat is namelijk ‘vernederen’ of zelfs ‘uitroeien’.
7. Het sluit niet aan bij het vervolg: de geboorte van de mannelijke Zoon en de oorlog in de hemel waarbij het Michaël is, die de engelen van satan, samen met satan zelf, ter aarde werpt. Dat is niet iets wat satan doet.
Een belangrijke vraag is, hoe het dan zit met de opstand van satan tegen God. Hoe is die begonnen? Hoe zijn andere engelen daarin meegegaan? Zijn er verder nog gegevens over die andere engelen? Hoeveel zijn het er? Welke engelen zijn het? Hoe verhouden ze zich tot elkaar? We zullen proberen in een vervolg wat voorzichtige antwoorden op deze vragen te vinden.
Nog zes redenen waarom absoluut géén derde van de engelen satan is gevolgd
Voor we kijken naar een alternatieve visie op de ontwikkeling van het kwaad op onze planeet, gaan we nog iets verder in op de verwerping van het wanstaltige idee over de voorhistorische ‘opstand’ van satan. Nee, een derde van de sterren, die de draak met zijn staart ter aarde wierp, wijst in het geheel niet op een derde van de engelen die meegingen in hemelse revolutie door satan aan het begin van de geschiedenis. Naast hierboven genoemde argumenten waarom de uitleg van Openbaring 12:4 een totaal andere is, kan men ook nog denken aan de volgende argumenten van elders uit de Schrift.
1. Een openlijk verzet in de hemel tegen God is een absurd idee. Dat zou geen enkele engel aandurven en zeker de engel niet, die in de Bijbel bekend is bij de naam ‘Lucifer’. Jacobus zegt: ‘U gelooft dat God één is? Daar doet u goed aan; de demonen geloven dat ook en zij sidderen.’
2. Nergens in de Bijbel wordt voorafgaand aan Openbaring 12:7-12, de oorlog in de hemel, die een toekomstige gebeurtenis is, gesproken over ‘opstand’ of ‘rebellie’ of ‘muiterij’ of wat voor verzet dan ook tegen God. En zelfs in het geval van Openbaring 12:7-12 is geen sprake van enige rebellie. Het gaat daar om een zeer lange en slepende rechtszaak die gesloten wordt en waarbij de aanklager in het ongelijk is gesteld en tegen zijn zin de rechtszaal wordt uitgesmeten. De oorlog in de hemel begint niet bij satan maar bij Michaël. 'En er kwam oorlog in de hemel. Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, en de draak voerde oorlog en zijn engelen...' (Op.12:7).
3. Kijken we naar het gedrag van satan volgens een zeer oud boek, het boek Job, dan lezen we: ‘Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de HERE te stellen; en onder hen kwam ook de satan. En de HERE zei tot de satan: Vanwaar komt gij? En de satan antwoordde de HEERE: Van een zwerftocht over de aarde, die ik doorkruist heb.’ Dit korte verslag oogt niet als een engel die in openlijke rebellie verkeert tegen God en die daarbij een groot deel van diens engelen achter zich heeft. Dit oogt meer als een tamelijk eenzame geest die bezig is te zoeken naar wegen om onder een vloek uit te komen die hij over zich gebracht heeft en die daarvoor aanknopingspunten zoekt in de ontwikkeling van de menselijke samenleving.
4. Op het moment van zijn gevangenneming zegt Jezus tegen zijn discipelen: ‘Of meen je dat ik mijn Vader niet kan bidden en Hij zal Mij dadelijk meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen? Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden dat het zó moet gebeuren?’ (Mt.26:53,54). Dat aantal van twaalf zijn meer legioenen engelen dan er op dat moment aan legioenen waren in het hele Romeinse rijk . Dat zou dan genoeg zijn om te strijden tegen de legioenen engelen van satan aan de kant van Rome. Satan zou dan eveneens beschikken over maximaal twaalf legioenen oftewel 12 x 6000 =72000 engelen. Maar hoeveel engelen zijn er volgens Openbaring 5:11? ‘En ik zag en ik hoorde een stem van vele engelen rond de troon...en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen'. Volgens Openbaring 5 zijn er in de hemel, rond de troon van God honderden miljoenen engelen. Daarbij vallen die 72.000 het niet. En waarschijnlijk gebruikte Jezus hier een hyperbool (overdrijving) en was dat aantal van twaalf legioenen engelen al veel en veel meer dan feitelijk nodig zou zijn om de macht in de wereld over te nemen.
5. Op het moment dat satan wordt gegrepen is er slechts één enkele niet nader genoemde engel nodig: ‘En ik zag een engel neerdalen uit de hemel, die de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand had. En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem duizend jaren.’ (Openbaring 20:1,2). Zou satan werkelijk omgeven zijn door een derde van alle engelen, dan was het allemaal veel minder eenvoudig geweest.
6. De enige plaatsen waar sprake is van engelen van satan zijn Openbaring 12:8,9 en Mattheus 25:41. Ze worden met satan uit de hemel op aarde geworpen en ze worden uiteindelijk met satan in het eeuwige vuur geworpen. We lezen niet dat ze met satan worden opgesloten in de afgrond. Of zijn engelen daar al dan niet bij betrokken zijn, is speculeren. Maar dat de Schrift erover zwijgt is veelzeggend. Het lijkt erop dat het er helemaal niet toe dat of die engelen al dan niet met satan worden opgesloten. Daar zijn ze veel te onbetekenend voor. Zonder satan zouden deze engelen niets kunnen beginnen. De manier waarop de Schrift over deze engelen spreekt, geeft aan dat het niet gaat om een substantieel aantal.
Concluderend kan gesteld worden dat de Schrift geen enkele grond geeft voor de kerkelijke traditie van een derde van de engelen die satan gevolgd zouden zijn een een voorwereldlijke opstand tegen God.
De Hof van Eden
'Afdwalingen – wie bemerkt ze? Spreek van de verborgene mij vrij'
Psalm 19:13
We zullen nu kijken naar de teksten uit de Schrift waarin sprake is van activiteiten satan en we zullen proberen daaruit af te leiden hoe het kwaad werkelijk de wereld is binnengekomen en hoe dat kwaad vervolgens voortwoekert, zodat we zicht krijgen op hoe de strijd van de kant van Gods tegenstander werkelijk plaatsvindt.
(1) Genesis 3: De verleiding van mannin, de vrouw, later Eva genoemd. Dat was (aanvankelijk) geen openlijke opstand maar verborgen verleiding. Het was een zacht lispelende stem die sprak tot het hart van de vrouw en die haar met een ogenschijnlijk heel kleine daad van één enkele hap van een vrucht op het verkeerde been zette: ‘God weet dat ten dage dat u daarvan eet, u als God zult zijn, kennende goed en kwaad’. Het woord voor ‘God’, ‘Elohim’ in dit vers staat twee keer in het meervoud. Satan beloofde Eva toetreding tot het illustere gezelschap der ‘goden’ als ze zou eten van de boom. Hét kenmerk van dit ‘illustere gezelschap’ was: ‘kennis van goed en kwaad’, wat haar het vermogen zou geven voortaan zelf te bepalen wat ‘goed’ was en wat ‘kwaad’, zodat er geen enkele hinderpaal zou zijn haar eigen zin te doen.
(2) Job 1 en 2: Een juridisch conflict tussen God en de satan over Job, waarbij God Job prijst maar waarbij de satan Job voor Gods troon onderuit haalt, wat leidt tot een zeer wreed experiment, waarbij God satan toestaat om Job op allerlei manieren aan te vallen.
(3) Jesaja 14: Satan wordt daar ‘de morgenster’ of ‘Lucifer’ genoemd, een overweldiger van de volken. Het gaat om een situatie, waarbij er volken op aarde zijn, dat is pas het geval ná de torenbouw van Babel. Vervolgens worden de voornemens genoemd, die mogelijk reeds lange tijd in het hart van de satan leefden: ‘En u overlegde nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten, en zetelen op de berg der samenkomst, ver in het Noorden. Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.’ Hier hebben we een aanknopingspunt met de verleiding van Eva: satan beloofde Eva toetreding tot de kring der goden. Zelf behoorde hij daar reeds toe. God zag in het hart van satan de achterliggende gedachte van zijn poging Eva te misleiden, namelijk, dat hij zelf gelijk wilde zijn aan God. Die verborgen en onuitgesproken wens van satan zelf, zien we hier onomwonden in Jesaja 14 zwart op wit, voor de hele wereld leesbaar, staan. Maar dan hebben we het dus niet over een openlijke ‘staatsgreep’, ondersteund door een derde van Gods engelen. Geen enkele engel zou het ooit in het hoofd halen daarin mee te gaan.
(4) Zacharia 3:1-3 . Dit is het laatste gedeelte in het Oude Testament, dat openlijk over satan handelt. ‘Vervolgens deed Hij mij de hogepriester Jozua zien, staande vóór de engel des HEREN, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. De HERE echter zei tot de satan: de HERE bestraffe u, satan, ja de HERE, die Jeruzalem verkiest, bestraffe u; is deze niet een brandhout uit het vuur gerukt? Jozua nu was met vuile klederen bekleed, terwijl hij voor de Engel stond.’ Dit gedeelte doet weer sterk denken aan (2), het juridische gevecht tussen God en satan over de mensen die bij God horen, met name de mensen, die verbonden zijn aan de offerdienst. Dat geldt uiteraard voor de hogepriester Jozua maar dat geldt ook voor Job bij punt (2), die als priester van zijn gezin brandoffers bracht voor zijn kinderen (Job 1:5).
(5) Mattheus 4, Markus 1 en Lukas 4, de verzoeking in de woestijn, waarbij we satan op dezelfde manier bezig zien als in de hof, bij de verleiding van Eva. Het grote verschil tussen Eva en de Heer is niet alleen dat Eva zwichtte en de Heer de verzoeking glansrijk doorstond, maar ook de omstandigheden waaronder de verzoeking plaats vond: een hof vol fruitbomen versus een woestijn na veertig dagen vasten. Het wezen van de verzoeking is echter gelijk: ‘behoor je tot de ‘inner circle’ van goden?’ Eva werd uitgenodigd daartoe te gaan behoren (wat een pertinente leugen was) en Christus werd uitgedaagd te bewijzen dat hij daartoe behoorde (wat een leugenachtige ontkenning van de waarheid inhield). Hoezeer satan gebrand was op een hoge positie, bleek bij de laatste verleiding volgens Mattheus en de tweede verleiding volgens Lukas. ‘En hij (satan) voerde Hem omhoog en toonde Hem alle koninkrijken van het aardrijk (oikoumenē) in een ogenblik tijds. En de duivel zei tot Hem: U zal ik al deze macht en hun heerlijkheid geven, want zij is mij overgegeven en aan wie ik wil geef ik ze; als U dan voor mij geknield zult aanbidden, zal zij geheel van U zijn.’ (Lukas 4:5-7. Aan deze laatste verzoeking waaraan satan de Heer onderwierp, zien we vier dingen:
1. De satan heeft macht over de tijd want hij laat Christus in ‘een ogenblik tijds’ alle koninkrijken van het aardrijk zien. In Mattheus staat daar nog bij: ‘en hun heerlijkheid’. Het gaat hier om het Romeinse rijk, dat vele culturen omvatte en van dat alles liet satan Jezus de grootsheid zien. In een normale situatie zou zoiets minstens enkele dagen vergen, zo niet weken of maanden. Maar hier gebeurt het in een ogenblik van de tijd. Overigens wordt hier een ander woord gebruikt dan in 1 Ko.15:52, de verandering van lichamen bij de opname. Daar staat ‘atomos’, waarvan we weten dat het de aller aller kleinste hoeveelheid van de tijd betreft, de eenheden waaruit de tijd is opgebouwd. Volgens moderne schattingen gaan er een biljard triljard ‘atomos’ in één seconde. In Lukas 4:5 gaat het om het woord ‘stigmē’ wat gewoon ‘moment’ betekent, zeg maar een paar seconden. Dat laat zien dat de macht van satan lang zover niet gaat als de macht van God, om nog maar te zwijgen over het verschil tussen iemand iets laten zien en iemand een totaal ander lichaam geven, van vergankelijk naar onvergankelijk. Hoe onvoorstelbaar groot is de macht van God!
2. De satan heeft de macht over ‘het aardrijk’ en haar koninkrijken. Dat die macht hem gegeven is wordt niet weersproken door de Heer. De vraag is wanneer die macht aan satan is toegevallen. Openbaring 12 beantwoordt die vraag, zoals we hierboven reeds zagen. Sinds het verplaatsen van Gods bestuurszetel over de wereld (de ark van het verbond) van de aardse tempel te Jeruzalem naar de hemelse tempel (Ez.1-10) is de macht in de wereld komen te liggen bij de wereldrijken, met aan het hoofd daarvan de satan. God heeft de aardse tempel verlaten na de afschuwelijke afdwaling van zijn aardse volk Israël. Rond 600 vóór Christus zijn Jeruzalem en tempel vernietigd door de legers van het Babel van Nebukadnezar. Dat kon uiteraard alleen gebeuren onder toelating van God en nádat God zich in de hemel had teruggetrokken.
3. Satan weet dat Christus de Zoon van God is. Als de demonen dat allemaal weten (Lukas 4:41) dan weet satan dat zeker en dat blijkt want anders zou hij deze doorzichtige verzoeking niet op de Heer loslaten.
4. Satan wil minstens gelijk zijn aan God en liefst nog hoger stijgen dan God. Dit is zijn ultieme poging daartoe. Zou Jezus gezwicht zijn, dan had satan in wezen zijn doel bereikt. Nu Jezus niet zwichtte viel satan door de mand en bezegelde hij zijn eeuwige verschrikkelijke lot.
Een belangrijke vraag is waarom uitleggers voor de introductie van het kwaad in Gods schepping massaal grijpen naar Openbaring 12:4 en de hele rest van het hoofdstuk negeren. Zou het een zet van satan zelf zijn? Om door een verkeerd begrip van de oorsprong der dingen meer grip te krijgen op de mensheid? Want als het kwaad de schepping binnentrad lang voordat de mens op het toneel verscheen, dan pleit dat de mens vrij van een groot deel van zijn schuld. Immers, hij kon er niets aan doen dat het kwaad de schepping in zijn greep kreeg. Het kwaad was er al. Satan was al in opstand en had al een derde van de engelen meegekregen. En natuurlijk, het was fout van de mens zich bij dat verzet aan te sluiten. Maar het verzet zelf, daar kon de mens niets aan doen. De mens liet zich als het ware meeslepen in een reeds lang bestaande en zeer grote en machtige hemelse verzetsbeweging. Deze opvatting van een voorwereldlijke revolutie in de hemel lijkt daarmee op wat er direct na de zondeval gebeurt. Adam kruipt weg achter zijn vrouw: ‘de vrouw die u mij gegeven hebt…’ En de vrouw kruipt weg achter de slang: ‘de slang heeft gezegd…’ En hoe breder de rug van de slang, hoe meer gelegenheid daarachter weg te kruipen. Maar hoe breed is de rug van de slang eigenlijk? Was de slang al een draak?
Laten we eens kijken naar Openbaring 12. Daar staan dingen die door uitleggers óf totaal niet worden begrepen óf totaal over het hoofd worden gezien óf beide. Heel belangrijk is Openbaring 12:9: ‘En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan, die het hele aardrijk misleidt…’
Kijk, hier zien we een duidelijke verwijzing naar het begin van de schepping in die ene uitdrukking ‘oude slang’. Dat refereert aan de situatie in de hof van Eden, toen de satan nog ‘een jong maar slim slangetje’ was. Dáár is alles begonnen. Niet met een groteske opstand met een derde van de engelen maar op heel kleine schaal. De Bijbel geeft op diverse plaatsen aan dat de afdwalingen in de meeste gevallen zeer klein beginnen. Lees de hoofdstukken 17-21 van het boek Richteren er maar op na. Dat begint met een diefstal van 1.100 zilverstukken door een zoon van zijn moeder en dat eindigt met een totale burgeroorlog, waarbij tienduizenden worden gedood. Daarom zegt Psalm 19:13: ‘Afdwalingen – wie bemerkt ze? Spreek van de verborgene mij vrij’. En vlak voor de eerste broedermoord is dat precies wat God doet als Hij zegt tot Kaïn: ‘Indien u niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur…’. (Gen.4:7).
Twee spoorlijnen kunnen leiden naar verschillende continenten van de wereld. Maar bij de wissel, waar zij van elkaar scheiden, is hun verschil nog slechts enkele millimeters. Zo is het ook met het kwaad in de wereld. Het komt niet met donderend geweld naar beneden. Het ontstaat heel klein. Het ontkiemt als een bijna onzichtbaar zaadje, dat is geplant in een hart. En van daaruit gaat het groeien om uiteindelijk een enorme boom te worden. En satan kent dat principe en omdat hij niet als wij aan enkele decennia gebonden is. Hij kan met veel geduld zijn plannen langzaam tot vrucht laten komen.
Dit betekent een totaal andere kijk op de geschiedenis dan die van een ‘opstand tegen God’ voordat God de mens schiep, waarin de mens is meegesleept. Dit betekent heel simpel dat er nog helemaal geen kwaad was in de hof van Eden. Het kwaad was niet in de mens. Het kwaad was ook niet in de duivel. Het kwaad kwam pas de schepping binnen, inclusief de engelenwereld, op die ongelukkige dag dat satan besloot Eva te misleiden. De oude slang was toen nog ‘de jonge en zeer slimme slang’. Zo wordt hij ook omschreven: ‘de slang nu was het listigste van alle dieren des velds, die God gemaakt had’. Het is belangrijk op te merken dat Openbaring 12 geen onderscheid maakt tussen ‘oude slang’, ‘duivel’ en ‘satan’. Dat is één en dezelfde. Dat is vreemd want satan wordt in Job 1:6 één van de zonen Gods genoemd. Jesaja 14:12 noemt hem ‘de morgenster’, die samen met andere ‘morgensterren’ of ‘zonen Gods’ juichte op het moment dat God de aarde grondvestte (Job 38:7). Hoe kon hij tegelijkertijd één van de dieren in de hof zijn? Wij weten heel weinig van de hof en haar eigenschappen en bewoners. Maar het zou kunnen dat satan zich daar als ‘slang’ manifesteerde, zoals de HEERE er wandelde ‘in de avondkoelte’. Er zijn meer referenties tussen engelen en de hof, waar we in het vervolg mogelijk nog aandacht aan besteden.
De oorsprong van het kwaad, die het meest in overeenstemming is met de Bijbelgegevens, is dat het kwaad niet ontstond met een opstand in de hemel maar dat het kwaad ontstond in de hof van Eden. Daar lag de wissel. Daar nam de trein een totaal verkeerd spoor. Het kwaad ontstond ergens in het hart van satan, in zijn slangenbestaan in de hof. Daar vatten allerlei plannen en ideeën in hem post die uiteindelijk fnuikend bleken voor de schepping en voor hem zelf. Maar toen die plannen en ideeën eenmaal geboren waren, kon hij ze niet meer loslaten. Hij moest en zou ze uitproberen op die twee onnozele mensen. Hij zou eens kijken wat voor promotie hij daardoor in de engelenhiërarchie zou kunnen maken. We lezen dit in Jesaja 14, een gedeelte dat we absoluut niet moeten plaatsen in de hemel. En dit gedeelte slaat al helemaal niet op een tijd lang voor de schepping van de mens. Ook van de vele engelen, die satan in zijn opstand gevolgd zouden zijn, ontbreekt elk spoor. We moeten Jesaja 14 plaatsen in de hof van Eden. ‘En u overlegde nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten, en zetelen op de berg der samenkomst, ver in het Noorden. Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.’ We lezen hier diverse uitingen van hoogmoed:
1. Ik zal ten hemel opstijgen – De satan had als slang een plaats gekregen in de hof. Hij wordt voorgesteld als 'listigste van alle dieren van het veld'. Maar daar was hij niet tevreden mee.
2. Boven de sterren Gods: Boven andere engelen want sterren Gods zijn heel vaak een aanduiding van engelen, zij zijn ‘morgensterren’ (Job 38:7). Hij wilde hoger zijn dan andere engelen. Dit is een puur individualistisch streven. Er is geen sprake is van andere engelen, die hij in zijn plannen betrok. Integendeel. Hij zou met er met zijn plannen voor zorgen dat hij ze allemaal voorbijstreefde.
3. Troon oprichten. Als slang had hij geen troon en leefde hij in de hof. Misschien had hij een heel bescheiden troontje of taakje in de hof. Maar hij wilde grootse heerschappij. Hij wilde over anderen de baas kunnen spelen, anderen dirigeren en daarom zocht hij een positie, die hem dat mogelijk maakte, een hoog verheven troon.
4. Zetelen op de berg der samenkomst, ver in het Noorden. Dit slaat mogelijk op een situatie van voor de zondvloed, waar wij niets van weten. Het lijkt te gaan om een belangrijke berg waar de besluitvorming plaatsvond. In de toekomst zal deze positie worden ingenomen door de berg Sion, wanneer God de geografie op aarde opnieuw ingrijpend heeft veranderd in de twee en een halve maand na de grote verdrukking, ten tijde van de terugkeer van de Heer Jezus: ‘En het zal geschieden in het laatst der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen….want uit Sion zal de wet uitgaan.’ (Jesaja 2:2,3)
5. Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken. Dit geeft aan dat de positie van de slang in de hof bescheiden was. Hij keek op naar de wolken en wist: Daar wil ik zijn. Daar wil ik naartoe. Daar wil ik mijn woonplaats hebben. En hij broedde op wegen op daar te komen.
6. Mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. Dit is de ultieme hoogmoed. Dit klonk door in zijn verzoeking aan het adres van Eva (‘Je zult helemaal niet sterven maar God weet dat ten dage dat je daarvan eet, je aan God gelijk zult zijn, kennende goed en kwaad’). In wezen was die verzoeking iets wat hij voor zichzelf wilde. Dit klinkt ook door in zijn verzoeking aan het adres van Jezus. Was Jezus voor hem neergebogen dan had hij zijn doel meer dan bereikt en was hij in wezen opgestegen boven de Allerhoogste.
Het kwaad begon in de hof. Maar het begon niet bij Eva. Het kwaad begon bij satan. Het was de slang die Eva verleidde. De boom van kennis van goed en kwaad was daarmee net zo goed een toetssteen voor de trouw van satan als voor de trouw van de mens. We weten helemaal niets van het intellect van de andere dieren en schepselen in de hof, maar in wezen was de boom een toetssteen voor de trouw van alle schepselen aldaar.
En hoewel het kwaad in de vorm van een mengeling van ontevredenheid en hoogmoed en list begon in het hart van satan, was het een piepklein begin in de hof en geen grootschalige opstand in de hemel. Het was een heel bescheiden opstand van de slang, de vrouw en Adam. Zij werden in wezen bondgenoten in een verbond van ‘ontevredenen’ en ‘argwanenden’ tegenover God. ‘God weet dat je geenszins zult sterven maar dat je, zodra je van die boom eet, als God (goden) zult zijn, kennende goed en kwaad’. Het ingaan op deze verzoeking is in wezen een zeer ernstige zaak in impliceert het volgende:
1. God liegt want God beweert dat we zouden sterven en dat zou niet het geval zijn.
2. God onthoudt ons iets waar we recht op hebben want hij verbiedt ons te eten van een boom die ons vooruit helpt en ons ‘goden’ maakt.
3. God wil de baas over ons blijven spelen terwijl we als goden zelf kunnen bepalen wat ‘goed’ is en wat ‘kwaad’.
In wezen zijn dit de drie grondhoudingen in het hart van ieder onbekeerd mens. (1) God is niet te vertrouwen. (2) God verbiedt van alles waar ik recht op heb. (3) Ik weet veel beter wat goed voor mij is dan God. Het zijn drie pertinente leugens. Pas wanneer een mens zich tot God bekeert, laat hij deze leugens varen door zich ‘met God te verzoenen’. Hij verlaat dan het verbond met satan en stapt in een verbond met God, waarvoor God de weg ontsloot door Zelf Mens te worden en als Mens de schuld op zich te nemen.
Het kwaad kwam de schepping binnen via het hart van de slang. Hoe dat precies is gegaan weten we niet. Het zou ongeveer als volgt gegaan kunnen zijn. De boom van kennis van goed en kwaad moet voor de slang een onweerstaanbare aantrekkingskracht hebben gehad. We weten niet hoe lang het geduurd heeft voor de mens in zonde viel. Volgens het apocriefe boek 'Jubilees' was het zeven jaar. Pas op zijn 130e levensjaar verwekte Adam één van zijn eerste zonen, Set. Enige tijd daarvóór waren Kaïn en Abel reeds geboren (Gen.5:3).
De tijd in de hof zou best eens flink wat jaren in beslag genomen kunnen hebben. En al die tijd speelde het gebod over de boom van kennis van goed en kwaad door het hoofd van de slang. Het was een gebod waarvan hij uitgebreid afwoog of hij daar misschien een voordeel uit zou kunnen behalen en zo ja, op welke manier. Het was als met een spannend schaakspel, waarbij iemand zeer lang moet nadenken tot de volgende zet en daarbij probeert alle alternatieve tegenzetten na te lopen en alle reacties nagaat die daar dan weer op zullen volgen. Dag in dag uit liep of huppelde (hij had nog poten en hoefde nog niet te kruipen) de satan als slang langs de boom en om de boom en in de boom en hij bestudeerde de vrucht en rook eraan en schrok weer terug van zijn eigen ideeën.
Maar al snel schoot de wortel van ontevredenheid weer op en hij dacht aan de geweldige hoogten in de hemel, ver boven de wolken, waar andere morgensterren waren geplaatst. En hij dacht aan de berg der samenkomst, waar de besluiten werden genomen. En dan overwoog hij weer hoe het gebod van de boom hem hogerop zou kunnen brengen, in een verbinding met die twee mensen. En op een dag merkte hij een bijzondere belangstelling van de vrouw voor de verboden boom. Hij zag haar bij de boom staan en er gefascineerd naar kijken en hij zag dat ze de boom wilde aanraken. Verbaasd keek hij toe toen ze ineens haar hand in een schrikbeweging terug trok. Daarop snelde ze weg richting haar man.
Dat beeld bleef voortdurend op het netvlies van de slang. En hij bleef nadenken en afwegen en overwegen en heroverwegen. En steeds vaker zag hij de vrouw bij de verboden boom. Hij merkte dat ook zij door de boom werd aangetrokken. De boom met het merkwaardige verbod had op een vreemde manier aantrekkingskracht. En soms waren ze zelfs samen bij de boom, zij en haar man. En satan dacht na en filosofeerde en redeneerde. Vele ideeën kwamen en werden weer verworpen totdat hij uiteindelijk één idee overhield, dat volgens hem niet mis kon gaan. En op een kwade dag nam hij zijn besluit en trok hij zijn plan. Hij dacht lang na over wat hij zou zeggen, hoe hij de verleiding zou inzetten. Vele zinnen kwamen hem in gedachten maar uiteindelijk leek het hem het beste zo eenvoudig mogelijke bewoordingen te gebruiken en de rest is geschiedenis.
Concluderend verwerpen wij de gedachte van een opstand door satan met een derde van de engelen in de hemel die vooraf zou zijn gegaan aan de schepping van de mens. Wij stellen dat het kwaad in de relatief korte tijd tussen de schepping van Genesis 1 en 2 in de zondeval van Genesis 3 via het hart van satan de schepping is binnengetreden, toen hij als slang verkeerde in de hof van Eden. Het kwaad begon dus zeer klein als ontevredenheidsopstand van drie personen tegen God. Sindsdien is het kwaad gaan woekeren en in onze tijd heeft het reeds wereldwijde en tevens monsterlijke vormen aangenomen. We zijn er echter nog niet. God laat het kwaad volledig uitwoekeren in de laatste zeven jaar voor Jezus’ terugkeer. De komst van Jezus Christus maakt een totaal einde aan het kwaad, dat startte in de hof. We zullen – zo de Heer wil en wij leven – een volgende keer kijken naar hoe het kwaad is gaan woekeren vanaf die eerste kleine opstand in de hof.
Infiltratie
De informatie in de Bijbel over de engelenwereld is bijzonder dun gezaaid. Verreweg de meeste informatie is beschikbaar in het allerlaatste Bijbelboek, Openbaring. Daarin zie je de ene na de andere engel voorbij komen. Dat boek biedt ook de meeste aanknopingspunten voor de ontwikkeling van de geestelijke strijd, die gaande is vanaf het begin van de schepping. Maar dan moet je natuurlijk wel de juiste teksten erbij pakken. Openbaring 12:4 zegt wel iets over de geestelijke strijd maar zegt niets over de hoeveelheid engelen en zegt al helemaal niets over de oorsprongen van de geestelijke strijd. Openbaring 12:4 laat zien hoe satan te werk gaat: altijd door middel van menselijke instituties, daar gezamenlijk voorgesteld als ‘draak’, met koppen en een staart – wereldrijken en verraders. De plaatsing van Openbaring 12:4 aan het begin van de schepping is aantoonbaar onjuist. Openbaring 12:4 doet zich voor rond de tweede eeuw voor Christus, duizenden jaren ná het begin van de schepping. Daar moeten we dus niet beginnen met de ontwikkeling van de ‘opstand tegen God’. Integendeel, de opstand tegen God bereikt in ‘de draak’ haar hoogtepunt.
Een veel beter aanknopingspunt is Openbaring 12:9 hoewel ook dat vers op zich niet gaat over een opstand tegen God vanaf het begin der schepping. Integendeel. Er wordt daar een oorlog in de hemel beschreven, die plaatsvindt ná de eerste komst van Jezus Christus op aarde en vlak voor zijn tweede komst. Híj is in de eerste verzen van Openbaring 12 het mikpunt van de aanvallen van satan maar Híj overwint en wordt ‘weggerukt’ naar God en zijn troon. De mannelijke Zoon (Christus) die voortkwam uit de vrouw (Israël) krijgt van God de allerhoogste plaats. Jezus kon na zijn opstanding zeggen: ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde’. Echter, dat wil niet zeggen dat Hij die macht meteen uitoefent. Jezus lijkt op de Vader. Hij is zeer geduldig en wacht met de uitoefening van zijn macht op het moment dat door de Vader is bepaald. Eerst komt er nog ‘oorlog in de hemel’ en dan nog ‘tijd, tijden en een halve tijd’ oftewel 1260 dagen (3,5 jaar) waarin de vrouw naar de woestijn vlucht, waar zij door God wordt beschermd en gevoed. En daarna komt pas ‘het einde’ in de vorm van zijn komst, waarbij Hij een definitief einde maakt aan 6000 jaar wanbeleid door de mens onder regie van de slang. De oorlog in de hemel vindt 3,5 jaar voor het einde plaats. De oorlog in de hemel is daarmee nog toekomstig.
Maar hoewel die oorlog nog toekomstig is, vertelt de beschrijving ervan ons zeer veel over de toedracht van de opstand tegen God. De essentie wordt weergegeven in de identiteit van de draak. Die wordt weergegeven in Op.12:9: ‘En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan; die het hele aardrijk misleidt; hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen.’
Dit is een zeer belangrijk vers. De grote draak, die met zijn aardrijk alle koninkrijken van de wereld beheerst, is dezelfde als ‘de oude slang’. Hij is niemand anders dan de slang in de hof, die Eva misleidde. Maar hoe is het mogelijk dat ‘de oude slang’ uitgroeide tot ‘de grote draak’? Met zeven koppen, die elk gekroond waren en op één van die koppen tien horens (dat laatste staat er niet bij maar laat zich afleiden door nauwkeurige studie van alle Schrift, over de laatste vorm der wereldrijken). Er is een hemelsbreed verschil tussen de oude slang en de grote draak. Tegen de oude slang zei God: op je buik zul je gaan en stof zul je eten. Maar de grote draak bevindt zich voortdurend in de hemel, niet zomaar, maar als ‘aanklager van de broeders’ (Openbaring 12:10). Paulus noemt hem ‘de overste van de macht der lucht’. En Paulus zegt dat we te strijden hebben tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis, tegen de geestelijke machten van de boosheid in de hemelse gewesten’. De oude slang heeft het gepresteerd niet alleen om zeer groot en machtig te worden op aarde maar ook nog eens om op te klimmen naar de hemel. Hij gaat helemaal niet op zijn buik door het stof. Hij opereert in de hemelse gewesten. De grote draak heeft twee enorme vleugels.
De grote vraag is: hoe speelde hij dat klaar? Het antwoord daarop staat in dit zelfde vers en laat zich in één woord samenvatten: misleiding. De satan is meester in het misleiden van Gods creaturen ten bate van eigen macht en invloed. En iedere keer als hij slaagt in een misleidingsoperatie, brengt hem dat weer iets hoger op, met iets meer macht en invloed in de hemelse gewesten. Zijn ‘promotie tot draak’ is niet in één grote stap gegaan, door middel van een openlijke opstand met een derde van de engelen. Hij is een slang. Hij heeft het zeer geleidelijk en achterbaks klaargespeeld, door middel van misleiding. De slang begint geen revolutie. De slang infiltreert. Dat is begonnen in de hof van Eden en is vanaf daar steeds verder doorgegaan. Niet alleen mensen heeft hij misleid maar ook engelen. Vandaar dat in Openbaring 12 sprake is van ‘de draak en zijn engelen’. Die engelen zijn gevallen voor zijn misleiding, net zoals mensen. Weliswaar staat er dat hij ‘het hele aardrijk misleidt’ maar daar horen ook engelen bij. We lezen in Daniël 10 over een geestelijke strijd van één van Gods engelen, die samen met Michaël strijdt tegen ‘de vorst van de Perzen’ en tegen ‘de vorst van Griekenland’ (Daniël 10:13-21). Dat zijn geen mensen want die zijn geen partij voor engelen van God. Dat zijn engelvorsten die macht hebben om engelen van God te weerstaan. Maar dát betekent dat deze engelvorsten misleid zijn door de grote draak van het aardrijk, die zijn misleidend werk ooit was begonnen als slang in de hof.
Laten we eens kijken we naar hoe het kwaad langzaamaan steeds verder doorsijpelde in Gods schepping en hoe dat de slang geleidelijk in de comfortabele positie heeft gebracht als grote draak van het aardrijk en aanklager voor Gods troon in de hemel. Dat begon al vrij kort na de zondeval met de broedermoord, die sindsdien model stond voor alle martelaren onder Gods volk. Die broedermoord kwam voort uit jaloezie over de positie die beide broers innamen tegenover God. Het offer van Abel was acceptabel voor God, dat van Kaïn niet. Die godsdienstige jaloezie was een vruchtbare voedingsbodem voor de misleiding. En hoewel God Kaïn nog waarschuwde voor de zonde die als belager aan de deur (van zijn hart) lag en waarover hij moest heersen, was Kaïn niet opgewassen tegen de jaloezie, die volledig bezit van hem had genomen, mogelijk onder invloed van de slang. Niet voor niets noemt Jezus de duivel later ‘de mensenmoordenaar vanaf het begin’ (Jh.8:44).
Maar vier generaties verder is het nog veel erger gesteld met de mensheid. Kaïn werd gedreven door jaloezie en had nog wroeging van zijn daad. Maar achter-achter-kleinzoon, Lamech, leek verstoken van elk greintje menselijk gevoel. Als iemand hem maar het geringste leed bezorgde, dan werd diegene doodgeslagen, al was het nog maar een jongen. En hij schepte erover op tegenover zijn twee vrouwen. En hij maakte er een stelregel van, dat hij 77 maal gewroken zou worden. En dat voerde hij dan kennelijk meteen zelf uit wanneer het te pas kwam.
De vraag is natuurlijk hoe dit alles de positie van satan beïnvloedt. Daarvoor moeten we zoeken in de Bijbel naar de combinatie tussen gedrag van mensen en satan.
'Geef de duivel geen voet' (Ef.4:27)
Diverse plaatsen in de Bijbel laten zien dat mensen bijzonder vatbaar zijn voor de misleiding van satan. Allereerst doet hij zich voor als engel van het licht (2 Ko.11:14). Hij belooft kennis en inzicht aan degenen die zich aan hem toevertrouwen. ‘God weet dat ten dage dat je daarvan eet, je als God zult zijn, kennende goed en kwaad’ (Gen.3:5). De meest duistere en occulte genootschappen van de aarde menen een zeer geheime wijsheid te hebben en zijn bekend geworden onder de verzamelnaam ‘Illuminati’, zij die verlicht zijn. Door mensen op die manier geheime kennis in te fluisteren uit de occulte wereld, die vanwege de gevallen engelen voor een deel onder zijn invloed is gekomen, weekt hij de mensheid los van God en bouwt hij zijn eigen occulte rijk, met een krachtige werkzaamheid van onreine geesten en demonen.
De mensheid wordt gevangen in een ragfijn web, heel langzaam, zodat niemand in de gaten heeft wat er gebeurt. Dat web bestaat uit allerlei zaken, die in plaats komen van God en zijn werkelijkheid. Door de bouw van een stad met cultuur en vertier raakt de mens vervreemd van Gods schepping, de natuur. De eerste stad werd gesticht door Kaïn, nadat hij op de vlucht was gegaan ‘weg van het aangezicht des HEREN’ (Gen.4:16). Dat ‘aangezicht des HEREN’ voelde voor hem zeer onprettig omdat zijn geweten hem voortdurend (terecht) aanklaagde over zijn daad jegens Abel. Hier klinkt reeds de echo van een Bijbeltekst die pas veel later door de profeet Jesaja op schrift zou worden gesteld: ‘Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort’ (Jes.59:1,2).
We vinden hier de essentie van de geschiedenis: de mens is een zondaar en vlucht voor God in een eigen cultuur, waarin hij denkt niet langer van God afhankelijk te zijn. Zonder dat de mens het door heeft maakt hij zich binnen die cultuur afhankelijk van satan. De mens vervreemdt van God en raakt onder invloed van Gods tegenstander. Dat geeft die tegenstander status in de hemelse gewesten. Hij krijgt vleugels. De slang, die in het stof kruipt, werkt zich omhoog en wordt een draak die de hemelen trotseert. Wie geeft hem die macht en dat aanzien? Niet God. Niet de andere engelen. Nee, dat doet de mens.
‘Geef de duivel geen voet’, klinkt het eenvoudige commando van Ef.4:27 in verband met ‘toorn’, waarover de zon niet mag ondergaan. Wanneer mensen elkaar in hun toorn onheus behandelen (zoals Kaïn zijn broer Abel, maar het kan subtieler), dan geeft dat de duivel ‘een voet’ in zijn klim omhoog. Als miljoenen mensen hem door hun gedrag op die manier ‘een voet’ geven, dan geraakt hij uiteindelijk als draak in de hemel. Er moet dan van Gods kant heel wat aan te pas komen om hem te verslaan.
Hoe het met de toorn van de mens volledig de verkeerde kant opging in de 16,5 eeuwen voor de zondvloed, lezen we in het korte relaas van Genesis 4 en 6. Lamech sloeg iemand dood ‘om zijn striem’, schepte erover op en maakte er een norm van, alsof het zou hoorde (Gen.4:23,24). Het ‘nieuwe normaal’ deed toen reeds zijn intrede. En het ging van kwaad tot erger. God moest constateren dat ‘al wat de overleggingen van het hart van de mens voortbrachten, te allen tijde slechts ‘boos’ was’ (Gen.6:5). Boos wil zeggen: ‘gericht op het verkeerde’. De mens ging voor ‘de omgekeerde wereld’, waarin goed kwaad werd genoemd en andersom (Jes.6:20). Dat ging door totdat de gehele aarde vervuld was van ‘verdorvenheid’ en ‘geweldenarij’. Dat ging niet van de ene op de andere dag. Dat was een geleidelijk proces van vele eeuwen.
Het heeft er veel van weg dat de duivel met zeer veel geduld werkt aan een langetermijnplan, dat uitgedacht is in de hof (en mogelijk hier en daar tussentijds is bijgesteld na ingrepen van God) en dat doorloopt tot op de komst van ‘het zaad van de vrouw’. In de woestijn liet hij zich volledig in de kaart kijken met zijn voorstel aan Jezus van een uitruil van macht voor eerbetoon. Had Jezus hem dat eerbetoon verleend, dan was de duivel op dat moment boven God uitgestegen en niemand weet wat daarvan de consequenties waren geweest. Gelukkig zullen we dan nooit weten. Voorzover we de tactieken van de duivel door hebben, had hij er alle munt uit geslagen, die er maar had ingezeten. Maar de Heer Jezus is niet gezwicht en behield zijn positie als volmaakte Zoon, volmaakte Mens en volmaakt Offerlam, dat met zijn dood allen kon verlossen, die Hem zouden aanvaarden.
Blijkens de summiere gegevens van Genesis 6, 2 Petrus 2, Judas en Openbaring 9 en 12, maakte ook de engelenwereld deel uit van satans plannen. De mens stond enkele eeuwen na de schepping zozeer onder zijn invloed dat hij met de zondigheid van die mens ook de hemel kon gaan aansteken. ‘de zonen Gods zagen dat de dochters van de mensen ‘schoon’ waren en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen’. Er zijn uitleggers geweest, die beweren dat met ‘zonen Gods’ de nakomelingen van Seth bedoeld zouden zijn. Maar dat staat er helemaal niet. Er wordt in het eerste vers geen enkel onderscheid gemaakt tussen te lijn van Seth en de andere lijnen vanaf Adam. Er staat: ‘Toen ‘de mensen’ zich op aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden…’ Verder staat er letterlijk dat de ‘zonen Gods’ zagen dat de dochters van ‘Adam’ schoon waren. Het ging niet om de lijn van Seth die zag de de dochters van ‘Kaïn’ schoon waren. Verder wordt de term ‘zonen Gods’ nergens in het Oude Testament toegepast op mensen. Altijd zijn het engelen (bijv.: Job 1:6, 38:7). Deze zonen Gods waren engelen, waarvan later in 2 Petrus 2:4 en Judas 1:6 wordt gezegd dat zij ‘hun natuurlijke staat niet hadden bewaard’ en waarbij zij worden vergeleken met inwoners van Sodom en Gomorra, die ontucht pleegden.
Heel belangrijk is om goed te lezen hoe het er precies staat, namelijk dat de ‘zonen Gods die zagen dat de dochters van de mensen schoon waren’. Allereerst staat er geen woord dat esthetisch ‘schoon’ of ‘mooi’ betekent. Er staat ‘tob’ of ‘tof’, hetzelfde woord als wat gebruikt wordt bij de beschrijving van de schepping in de scheppingsweek: God zag dat het goed was. Het woord heeft een groot scala aan betekenissen waaronder ‘esthetish mooi’ maar ook ‘overvloedig’, ‘plezierig’, ‘excellent’, ‘waardevol’, ‘welvarend’, ‘goedaardig’, ‘moreel goed’ (van ‘onderscheid tussen ‘goed’ en kwaad in Gen.3:5).
Achter de aandacht die plotseling van de engelen uitging richting de ‘dochters van Adam’, lijkt de werking aanwezig van dezelfde geest, die bij Eva de houding uitwerkte: ‘...dat de boom ‘goed’ (zelfde woord 'tof') was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden…’ Intussen had satan de mensheid zover, dat zij zich had opengesteld voor occulte contacten. Hij had menig voetje naar de hemel gekregen en hij was in de hemel bezig gegaan om engelen op het verkeerde pad te brengen. Wanneer zijn plan geslacht na geslacht bleef doorwerken, bleef er van het gevreesde vrouwenzaad niets meer over om nog een bedreiging te kunnen vormen. Het menselijk genetisch materiaal was dan niet langer 100% afkomstig van Adam en Eva. De nakomeling van de belofte kon dan geen verlossing bewerken en kon hem bovendien niet vernietigen.
Het vermoeden van een occult satanisch plan achter de vermenging tussen zonen Gods en dochters Adam, stoelt op de volgende Bijbelgegevens:
(1) Het zaad van de vrouw was aangekondigd als de Vermorzelaar van de kop van de slang. De slang zou er alles aan doen om de komst van dat zaad te verhinderen.
(2) Uit de gemeenschap tussen zonen Gods en dochters van Adam kwamen reuzen voort, wat duidt op verandering van erfelijk materiaal (Gen.6:4).
(3) Van Noach wordt gezegd dat hij rechtvaardig was en ‘perfect in zijn geslachten’. Dat laatste lijkt te duiden op zijn genen. Die waren nog ‘perfect’ en ‘onbedorven’.
(4) De eerste betekenis van ‘verdorven’ in Genesis 6:11,12 (sahat) is ‘verminkt’ of ‘beschadigd’, net zoals de beschadiging die optreedt in geval van de schorpioensteek in Op.9:4, 10 en van de staarten der paarden in Op.9:19 en van de schade die men de twee getuigen wilde toebrengen (Op.11:5).
(5) God brengt een zondvloed over de mensheid. Dat is geen geringe actie. God doet dat niet alleen als ‘straf voor kwaad’ maar vooral om erger te voorkomen, namelijk dat de weg naar verlossing zou zijn afgesneden. Bovendien was een kort lijden van verdrinking voor vrijwel iedereen in de voorwereld beter dan een lang leven in ‘verdorvenheid en geweldenarij’.
De zondvloed was een enorme streep door het plan van de duivel. Daarna moest hij weer helemaal overnieuw beginnen. In Kanaän en zijn nazaten vond hij een gewillige prooi. We zullen daar in het vervolg op verder gaan.